
Tot in 1780 had het gesticht in vrij günstige omstandigheden verkcerd, toen de politieke
gebeurlenissen nadeelig daarop werkten. Reeds in 1790 moest men tot merkelijke hezuinigin-
gen overgaan en drie jaren later was men genoodzaakt de aanvragen tot plaatsing van kinderen
a te wijzen. De Staat van zaken ging al meer en meer achteruit, tot dat in 1808 het besluit
moest genomen worden, het jongens-huis, dat zijn ingnng op de Keizersgracht had, buiten
gebruik te stellen, en al de weezen te vereenigen in het meisjes-huis, dat in de Huidestraat
uitkwam. In de maand Junij Tau dat jaar werd het jongens-huis aan de Regering Terkbcht,
die er de dmkkerij der Staats-Courant plaatste, welke er in bleef tot dat Koning Lonzwim
Ü f f i d,e toen ziin Terblijf 'te Amsterdam hield, de stad Terliet. Het gebouw werd in
1813 gesloopt en de grond bij beiendende perceelen getrokken.
ln 1811 w e rd e en OTereenkomst gesloten met Diakenen d er Vereenigde Doopsgezinde g e-
meenten te Amsterdam, om al h un ne w e e z en ter Terpleging oy er te n em e n ,d ie dan ook op
d en 11 J u lij, ten getale Tan zeTentien , u it het buiten gebruik gestelde w e esh uis OTerkwa-
men. Ten geTolge Tan d ien maatregel en Tan a n d e r e , Tooral f* 1815 gen olen Toordeelen,
kwam er eene gü nstige w en d in g in d en fin a n tie len toestand Tan het g e s tic h t, w e lk s geschie-
d en is sed er t d ie n tijd g een groote w isse lin g en meer opleTerde. In 1825 we rd het honderd-
Tijftig-jarig bestaan daarTan herdacht door een rede Tan d en Toorzitlenden Regent G. Cool ,
en aan d e k in d eren e en ma a ltjd g eg eT en , door eenig feestTermaak besloten . Het middelbaar
cijfer d er Terpleegden in h e t g e s t ic h t , gedurende de laatsle tien j a r e n , kan op Tnftig gesteld
worden (1).
505. P l a a t XLVI. 1775.
T e r g e d a c h t e n i s d e r s to rm w i n d e n e n o v e r s t r o o m i n g e n
o p d e n 14 e n 15 N o v em b e r 1 7 7 5 .
Voorzijde. Een s tr a n d g e z ig t, met s ch e p e n , d ie do o r d e golTen geslinge rd w o rd en . Op
he t Strand lig g en eenige koopwar en in balen eh w a ten en is een Mercurius-staf (“) . Het Alz
ien d Oog bestraalt een ced e rb o om , rijk met Truchfen b e la d en , d ie zieh in het midden Ter-
h e f t , als h e t z in nebe eid d e r standTastigheid onder de geTaren. Op een wimp el daarboTen
lee st m e n :
S P E S N O S T R A IN DEO.
ONZE HOOP IS OP GO D.
In d e a f s n e d e :
IN U T R A Q U E F ID U S
FO R TU N A .
GETROTJW IN. VOOR- E N TEGENSPOED.
D a a r o n d e r :
I. M. LAGEMAN.
Keerzijde. Omhoog zon- of hemellicht; beneden een rotsgrond, waarop een wierookvat,
een Mercuriushoed en staf, een anker en drietand; in het midden:
T e r g e h e u g e n i s s e
d e r S t o r m w i n d e n
E N OVERSTROOMINGE
D E R W A A T E R E N D E N 14
E N 15 N O V.(e m b e r ) 17 7 5 .
( 1) Het bovenstaande is grootendeels ontleend aan de heuschelijk verstrekte mededeelingen van den Heer S. Cool , Regent
van h e t g e stich t, met en benevens de Heeren J . H. L ugt en J. H. Warn a a rs , Regentessen z ijn Mvr. G. H in g s t , geb. Brou-
w r r , Mevr. de Wed. J . Sla g rh g en, geb. Bekk er en Mevr. de Wed. J . S. Wu b f b a in , geb. Gerling s .
( s ) De gedrukte verklaring noemt het een Slang, en eene toespeling op de toen veelvuldige bankbreuken.
Se-
Sedert den kersvloed van 1717 was ons vaderland verschoond gebleven van belangrijke overstroomingen,
toen het in de jaren 1775—1776 daardoor herhaaldelijk geteisterd werd. De
storm en overstrooming van 14—15 Novembèr 1775, hoezeer van körten d u u r, veroorzaakte
groote schaden en kostte het leven aan vele menschen en vee, inzonderheid in Overiissel.
Merkwaardig was bij deze overstrooming de snelle aanwas van het w a te r, dat voor Amsterdam
in 18 uren l l '/ 8 Rhgnlandsche voeten steeg, en daar zulks in den nacht plaats h ad , ontstond
aldaar geen kleine schrik en verwarring (*). Wij verwijzen voor verder narigt omtrent een en
ander den lezer naar de volgende werken : Historisch verhaal der ooerstroomingen in de Ne-
derlanden, byzonder op dm 14 en 15 van Slachtmaand des ja a rs 1775 voorgevallen. Met eme
lijst der verongelukte schepen en eene kaart. Amst. 1776 , 2 st. in 8°. (3) ; J. H. H e r in g , Bespie-
gelingen over Neerlands JVatersnood tusschm dm 14 m 15 Nov. 1775, met de Bijlagen enfraaie
platen, 2deelen. Amsterdam, 1776 (3) ; Echt en naauwkeurig verhaal. Amst. by J. C r o o n Jz. (4 );
Berigt van J. l e F b a n c q v a n B e r k h e y om de Natuurlijke oorzaken, omstandigheden m geoolgm
van dm storm m wateroloed van 14 Nov. 1775 op te sparen (®) ; Naauwkeurige heschrijving
der twee voornaamste watervloeden van de X V I I I Eeuxo in 1717 m 1775 enz. door T h . v . D.
Amst. 1776 (s) ; Durkendams watertoee, door Y s b r . v . H a m b l s v e l d , S. S. Th. Dr. en Pred.
te Durkendam. Amst. 1776 (7). •
506. P l a a t XLVI. 1776.
E e r e p e n n i n g v a n d e M a a t s c h a p p ij v a n L a n d b o uw
te A m s te r d am .
V o o r z i j d e . Eene vrouw, den Landbouw voorstellende, Staat tusschen een liggende koe en
een schaap. In de regterhand houdt zij een eikenkrans, onder den linkerarm een koren-
schoof. De opgaande zon beschijnt deze bevallige groep, die door J. H. S c h e p p op uitste-
kende wijze is gesneden.
I n d e a f s n e d e :
S O C IE T .(a t i s ) A G R T C .(u l t u r a k ) A M S T E L . ( o d a m e n s i s )
M D C C LX X VI.
VAN B E MAATSCHAPPIJ VAN LANBB0U1V TE AMSTERDAM (in) 1776 (opgerigf).
Op h e t s o c l e : J. H. SCHEPP. F : ( e c i t )
Keerzijde. Een fraaije krans van korenaren, met lint en eikenloof doorvlochten.
( 1 ) . Zie de peiltafels bij Kok , Amst. Jaarb., III. b l. 484— 487 ; Ned. J a e rb ., 1 7 7 5 , bl. 1375.
( 3) Zie Vad. L e t t . , 1 7 7 6 , b l. 1 8 3 , 392.
) Zie Vad. L e t t . , 1 7 7 7 , VI. 1 , b l. 269. — Het hier genoemde werk werd voorafgegaan van een ontwerp om de opbrengst
daarvan te doen strekken ten voordeele van b e n , die door den watersnood hadden geleden. Zie B r i e f aan den Heer J . H. H er
in g , Be rste Schrijver d e r Amsterdamsche Stads-Courant, 1775 (V a d . L e t t ., 1 7 7 6 , b l. 1 43). In die dagen echter verkoos men
nog n ie t , om het loffelijke d o e l, h e t nietige van den arbeid te verschoonen, en He r in g beklaagt zieh in de Voorrede zijner
Bespiegelingen dan ook niet weinig over de barde beoordeeling, hem in de Vad. L e tt, te heurt gevallen.
( 4 ) ^ de Vad- M t - aangeprezen als het beste der werken over den watersnood versehenen. Zie aldaar Nederl. watersnood
1 7 7 5 , b l. 612. Vergel. Nederl. J aerb., 1 7 7 5 , b l. 1372—1 4 13; Ned. M e rc., X X XIX ., bl. 189—1 9 4 , 216—2 1 7 ; XL. b l .4—13
4 0 , 4 1 , 76—7 8 ; Vad. Hist. Bes'chr., IV. b l. 2 5 ; S t u a r t , III. bl. 69.
( * ) Zie Hed. Vad. L e t t ., 1 7 7 5 , IV. 2 , bl. 567.
( « ) A id. 1 7 7 6 , V. b l. 93.
( 7) Door Prins Will em V werden op 27 Januarij 1776 eerepenningen uitgereikt aan I I. H o o s , C. Koeberg en A. v a n der
Voorst te Delfshaven, tot loon van liun gedrag bij het gevaar, dat de atad op 15 Nov. 1775 bedreigd had. Zie N ed . Jaerb.
1 7 7 5 , b l. 1397 ; J . H. He r in g , I , b l. 181 ; II. bl. 170 en de fraaije plaat aldaar. Die penningen waren vermoedelijk aftla-
gen in goud van den penning n°. 413. Zie Ned. M e rc., XL. bl. 36.