
m s m m s m
j "
Om d e n T a n d :
D R IE E E UW E N T E ID S , en TW E en D E R T IG IA A R ,
IS t’ L E E YEN van d it D U B B E L B E O E D E R P A A E. ’
Dit dubbel broederpaar mogt nog eenigen tijd het slaan van dezen penning overleven: Jacobus
Johbsen stterf den 8 Januarij 1771, o u d 9 2 ja a r: Theodoiius den 9 November 1772, oud
BO ja a r: Behhahbus den 21 Februarij 1775, ond 88 ja a r: en de jdngste van het viertal, Mat-
thbus of Matthias, den 28 Junij 1777, oud 88 jaar en bijna vijf maanden. Yan de drie eerst-
genoemde broeders zijn ons geen levensbijzonderhed'en ter oore gekomen. Alleen weten wij,
dat zij aan den Nedcrrijn, waarschijnlijk te Wezel, te huis behoorden, van waar de kinderen
van twee der gebroeders naar Amsterdam verhuisden en er a a n ’t, hoofd van bloëijènde han-
delszaken stonden (l). De beide andere broeders bleven in Duitschland. De jongste Matthe-
hs of Matthias, zoo als wij zijn’ naam gedrukt vinden, was den 2 Februarij 1689 uit Dihk
Johissen en Cathaeiea S lh tteh s, waarschijnlijk te Wezel, geboren. Daar althans legde hij op
het gymnasium de gronden van zijn wetenschap : hij zette zij ne studiën voort te Duisburg en
te Utrecht, werd Proponent in het begin van 1717 en na verloop van zee weken beroepen te
Rumpt onder de klassis van Zaltbommel. Twee jaren later vertrok hij naar Geldermalsem
alwaar hij den 1 October 1719 bevestigd werd. Bijna 25 jaren verbleef hij aldaar toen hij den
18 Februarij 1744 te Wezel beroepen en aldaar den 15 Mei 1744 bevestigd werd. Metaveel ijver
en getrouwheid,” zoo luidt het p j,'» en onder wezelpken zegen nam hij zijnbediening waar tot
dat toenemende jaren en verzwakking hem noodzaakten eenige jaren eenen proponent ter hulpe
te nemen.” In den laatsten tijd geheel van zijn gezigt beroofd, overfeed hij, aan verval van
krachten, op den 28 Junij 1777 en werd den 1 Julij in de Matthennasche kerk te Wezel be-
graven. Den 6 Julij hield zijn ambtgenoot Cheheb een plegtige lijkrede over hem in de Groote
Kerk te Wezel. Hij Iiet bij zj'ne vrouw, Sophia Schhevels , met welke hij in 1750 gehuwd
w a s , geen kinderen na.
415. Plaat XXXVII. 1767.
B e g r a f e n i s p e n n i n g o p h e t o v e r l i j d e n v a n Mr. R e i n i e r O p p e r d o e s ,
O u d - S c h e p e n v a n H o o rn . 14 N o v em b e r 17 6 7 .
Vüorzijde. Een katafalk, waarachter cypressen oprijzen, en welks top gedekt is- door het
gehelmde wapenschild der Hihlopehs (’,), gedeeld, regts van goud met een’ halven duhbelen
adelaar van sabel, uitgaande van de dcelingslijn, links van lazuur met eene klimmende hinde
van z ilv e r : gedekt door (of als middelschild) het wapen van het geslacht Oppehdoes (•), te
weten van lazuur met drie korenaren van goud. Uit den heim springt eene hinde. Onder
aan leest men op een uitgespreid doek:
( ' ) Een hunner had totkleinzoon Mat th ias J o r is se n , Proponent te Duisburg, beroepen te Avezathe 15 Ma a rtl7 6 9(Boek-
z a a l, 1 7 6 9 , Maart, bl. 329. Verg. b l. 5 9 7 ) , intrede 18 Junij 1769 (B o e k z., Junij 1 7 6 9 , bl. 8 3 ) , beroepen te Hasselt in 1778
(B o ek z., 1 7 7 8 , Nov. bl. 660) en te 's Gravenhage, tot leeraar der Hoogd. Kerk 9 Nov. 1781 (Boekz., Nov. 1 7 8 1 , b l. 6 5 0 ), bevestigd
17 Febr. 1782 (B o ek z., bl. 326). Van hem is eene Neue Bereimung'der Psalmen bestimmt f ü r die reformirten Teutschen
Gemeinden im Grafenhaag und Amsterdam. Wezel 1798. 8 « ., alsmede vele andere geschritten. Zie Mom m, Mathias Jorissen,
D e lft 1825, en bij Gl a s iu s , Godgeleerd Ned e rlan d , II. bl. 186— 190, op dezen naam, eene schets van zjjnen kleinzoon S. G.
J o r is sen , hooggeacbt leeraar der Ned. Herv. Gemeente te Utrecht.
(* ) Boekzaal, 17 7 7 , J u lij, bl. 128— 129 en schriftel. berigten'van den WelEerw. Heer S. G. J oris sen.
(*) De H in lo pe n s , die de hinde in hun wapenschild uit dat van de Friesche stad van dien naam overgenomen hebben
kwamen omstreeks 't laatst der 16*> eeuw uit Friesland te Amsterdam en te Hoorn o v e r, in beide welke Steden zij de aanzien-
lijkste ambten bekleedden.
(«) Ook Op perdoe s voert het wapen van bet dorp van dien naam in Drechterland.
/
— 7 —
DE H(ee)r M ( b e s t e ) r
R e i n i e r O p p e r d o e s
in z . ( y n ) w. ( e x ) e . (d e i . e s ) l . ( e v e n ) o u d s c h e p e n d e r s ta d
h o o r n , o v e rled en - d.(en) 1 4 n o v . ( e m b e r ) 1 7 6 7
o u d 81 ja a r e n .
Om d e n r a n d :
T E R G E D A G T E N IS W IL T D IT A A N V A E R D E N
OM DAT GY MYN H E B T G E B R A G T T E R A E R D EN .
Keerzijde. De zinnebeeiden van tijd, dood en eeuwigheid, bestaande uit een bekranst doods-
hoofd, rüstende op twee gekruiste schinkels en gekroond met een’ gevlerkten zandlooper en
twee zeissen geplaatst op een middenvak uit korenairen. zamengestcld en waarin de woor-
d en : d e d o o d i s e e n in g a n g t e n l e v e n . — Daar boven op een wimpel: s a l ig z y n d e d o o d e n ,
DIE IN DEN HEERE STERVEN.
Om d e n r a n d :
MYN L IO H A EM DAT NU R U ST SAL W E D E R OM V E R R Y S E N ,
EN MET MYN S IE L V E R E E N T MYN H Y L A N D E E U W IG P R Y S E N . .
Vermoedelijk was deze geheele keerzijde, even als het omschrift en de katafalk op de
voorzijde, bestemd om voor meer begrafenispenningen te dienen en werden alleen wapen,
naam en dagteekening naar de gelegenheid eischtc ingevuld. Op zieh zelve zou dus de
penning weinig merkwaardig zijn, wäre het n ie t, dat de tragische wijze waarop de hier ge-
noemde persoon aan zijn einde kwam, daaraan eenige merkwaardigheid bij zette.
Mr. R e in ie r Op p e r d o e s stamde af van zekeren P ie t e r R i jn d e r s of R e in d e r s e , die in het laatst
der zestiende eeuw een dochter huwde van L am b e r t Me l is z , die in 1573 zijn moeder
over ’t ijs naar Hoorn sleepte, welk feit op de poort aldaar voorgesteld en in alle school-
boeken vermeld is (*). Gemelde R e in d e r s e , of reeds zijn voorouders die voorlang te Hoorn
woonden, hadden den bijnaam O p p e r d o e s aangenomen en zijn afstammelingen bleven zieh daar-
door onderscheiden. De ouders van R e in ie r waren N ic o l a a s O p p e r d o e s , in leven Lid van
Gecommilteerde Raden van West-Vriesland en het Noorder Quartier, en Ma r g a r e t h a H in l o -
p e n , beiden te Hoorn geboren en overleden. Hun; jonger zoon Mr. P ie t e r Op p e r d o e s , Burge-
meester van Hoorn en later Lid van Gecomm. Raden en z ., overleed in den zomer van *t jaar
1803. Wat nu het einde betreft van R e in ie r , op een tijdstip toen hij pas zijn openbare loop-
baan was ingetreden, en dat wij niet zonder regt tragisch noemden, de overlevering daarvan,
te Hoorn bewaard, luidt als volgt: Hij was met een Edammer jufler van aanzienlijken huize
verloofd, en zulks had den nijd of de jaloezij van hare jonge stadgenooten in die male op-
gewekt, dat er een boosaardig opzet gesmeed werd om hem weg te ruimen. O p p e r d o e s was
gewoon, wanneer hij des avonds van het huis zijner beminde naar znn herberg terugkeerde,
af te gaan op het licht van een lantaarn, die op den hoek der gracht stond, welke hij längs
kwam. Men verzette den lantarenpäal naar -den overkant dier gracht, en de uitslag hiervan
w a s, d a t, gelijk de misdadige bedrijvers van dit feit verwacht hadden, de ongelukkige min-
naar zieh op die bedrieglijke baken rigtende, in het water viel en verdronk. Zijn dood ver-
wekte veel opspraak, ofschoon het niet blijkt, dat de schuldigen immer werden ontdekt. Bij
zijn begrafenis werd het algemeen gebruik gevolgd om penningen uit te deelen aan hen die
(* ) Het geslachtregister van dezen L ammert Me l isz . , van wien al de Itegerings-familicn van Hoorn door devrouwenschönen
a f te stammen,is in het bezit van Jhr. P. Op perdoe s Al ew i jn , Oud-Lid der IIa« Kamer en Lid der Staten van Noordhol-
lan d, te Hoorn, die ons tevens heuschlijk heeft in Staat gesteld de bovenstaande bijzonderheden aangaandc zijn oud-oom van
moederszijde mede te deelen. De penning z elf was ons ingezonden door den Hoogl. v an d er Ch i js .
de