
R u t g e r J a n S c h im m e l p e n n in c k (t) was den 31s*en Oclober 1761 te De venter geboren uit een
oud Overijssclsch geslacht. Zoon van vermögende oüders, genoot hij een uitslekende opvoe-
ding en werd, na de Lalijnsche scholen in zijn geboortestad doorloopen te 'hebben, in 1780
naar de akademie te Leiden gezonden om aldaar in de rechten te studeeren. Weldra onder-
scheidde hij zieh als-een der treifelijkste leerlingen van P e s t e l en V a n d e r K e e s s e i, , terwijlhg
niet allccn door zijn ijver voor de Studie zieh de achting en toegenegenheid zijner leermeesters,
maar ook door zijn opgeruimden en wakkeren aard de vriendschap en het vertrouwen zijner
makkers verwierf. Hiervan leverden deze laalslen het bewijs toen zij hem aan hun hoofd
plaatsten, bij gelegenheid, dat er een oproer in de stad was uitgebroken, ter beteugeling
waarvan het Studenten-corps de wapenen had opgevat. Zooveel beleid en moed legde de jonge
S c h im m e l p e n n in c k in zijn voornoemde betrekking aan den dag, dat de Regeering van Leiden
hem een eerepenning schonk als loon van zijn uitstekend gedrag (*). In December 1784 werd
hij , na het in ’t openbaar verdedigen eener dissertatie » de imperio populäri caute temperato”
(over een met beleid getemperde volksregering) tot doctor in de rechten bevorderd. Zoowel
het stuk zelf, dat weldoordacht en in sierlijken stijl geschreven was, als deuitstekende wijze,
waarop hij de daarin vervatte Stellingen verdedigde, deden wijd en zijd al wie er van oor-
deelen kon van zijn lof gewagen, en die lof mag dan ook beschouwd worden als eenvoorbode
van den roem, dien hij zieh later in pleit- en raadzaal verwerven zou. Ja aan zijn verhan-
deling viel een eer te b eu rt, als zelden door een akademisch proefschrift genoten w e rd ,
namelijk van in ’t Nederduitsch vertaald te worden, welke taak de Leidsche advokaat
A. B . Sw a r t vervulde ( 3 ) . Trouwens het behandelde onderwerp viel in den smaak van die
dagen; en de uitboezemiugen van afkeer van dwingelandij onder alle vormen en van liefde
voor de vrijheid, mits door goede wetten omschreven, moest het toenmalig publiek welkom
in de ooren klinken.
S c h im m e l p e h n in c k zette zieh nu le Amsterdam als advokaat neder, en met zulk een geluk-
kig gevolg, dat er weldra bijna geen geding van eenig gewicht was, waarin hij niet optrad
voor eisch of verdediging (*). Tijdens de onlusten van 1785—1787 schaarde hij zieh aan de
zijde van hen, die een verandering verlangden in den regeringsvorm en openlijk verklaarde
hij zieh voor een stelsel van vertegenwoordiging, waarin de natuurlijke rechten der Staatsbürgers
werden erkend en gehandhaafd. Maar tevens kantte hij zieh naar vermögen tegen
de oproerige pogingen van volksmenners, die het begrip van vrijheid overdreven. — Ook
nadat de Pruisische wapenen in 1787 de p artij, tot welke hij behoorde, het onderspit had-
den doen delven, bleef hij met onbezweken moed hare beginselen voorstaan, en schitterend
kwam zoowel de onafhankelijkheid van zijn karakler als zijn welsprekendheid uit in de
pleidooien voor de zoogenaamde Geconstitueerden en voor de Amsterdamsche Regenten, die
deel hadden uitgemaakt van het comité van defensie. In hoe verre hij een werkzaam aan-
deel nam aan de middelen tot voorbereiding eener nieuweorawenteling, die in ’tgenootschap
( 1 ) Bij deze Ievcnsscliets is voornamelijk gevolgd de Notice biographique su r R . J. S. p a r G. van L en n e p , uit de Galerie
historique des contemporains ou nouvelle Biographie, 1 8 2 0 , 23 pp. Een minder uitvoerige, voorkomende in de JBiogr. histor.
des contemporains, Tom. V I I I , p . 178—*181, wordt door V a n K äm p e n , Vaderl. k a ra ki erku n d e , I I , 2 (1828) blz. 178 181,
voortreffelijk genoemd. Zie vorder 1) R utger J a n S c h im m e lp e n n in c k en eenige gebeurtenissen van zijn tijd , beschreven door
z y n en zoon G. Graaf S c h im m e lp e n n in c k , ’s Hage en Amsterdam, 1 8 4 5 , 2 deelenmet portret en facsimile. — 2 ) Historische
schetsen van mr. J . R. T h o r b e c k e , ’s H a g e , 1 8 6 0 , blz. 97— 1 3 1 ; de Schets getiteld: R. J . S c h im m e lp e n n in c k en S am u e l
I p e r u s z o o n W i s e l iu s , vrooger in 1846 uitgegeven in de Gids. — 3) Coup d ’oeil rapide su r M. S c h im m e lp e n n in c k , Grand
pensionaire de la republique batave. Harlem 1 8 0 5 , cliez A. L o o s je s P z . , 3 6 pages 8v o . — 4) P . H o ffm a n n i P e e r lk a m p de
v ita e t moribus R. J . Sc h im m e l p en n in c k ii libelhts. H. Com. et Amst., 1848. — 5) Fad. H is t. Verv. X—XL VT o f 31 7 6 , op/
de plaatsen vermeld in het Algemecn Register, Deel 7 6 , blz. 144—145 enz.
( 2 ) Zie n°. 6 1 4 , blz. 2 4 2 - 2 4 4 en B ijb la d , blz. IX.
( s ) Leyden bij F r a n s d e D o b s . 1785. Voorrede van den vertaler VIII en 84 blz.
( 4 ) Hcrhaaldelijk trad hij zoo in Concordia als in Doctrina als verhandelaar op. Zoo b . v . las hij in het eerstgenoemd
Genootschap op 6 Juni 1789 een Onderzoek waarom de deugd by zoo velen gep rezen , van zoo weinigen geoefend wo rd t en 25
Jan. 1790 Verdediging van Machiavel: in de notulen van Doctrina vinden wij hem als spreker aangeteckend in 1 7 9 0 , 1792,
1793 en 1794. Op 18 Febr. 1793 o. a. over de wäre denkbeeiden der vrijheid.
H l
Doctrina et Amicitia werden beraamd, is moeilijk te bepalen ; zeker is ’t , dat hij aldaar en
als verhandelaar en als lid van ’t Bestuur, geen geringe roi speelde en dat 19 Januari 1795
hem op zijn post vond. Reeds dadelijk tot Voorzitter der Municipaliteit benoemd, legde hü
in die betrekking een werkzaamheid, moed en vastheid van karakter aan den d ag , die de
achting, welke zijn medeburgers hem tot dien tijd toegedragen hadden, tot eerbied deed stijgen.
De rede (1), waarmede hij zijn ambt aanvaardde, en waarbg hij niet alleen inzichten vol
wijsheid openbaarde, maar ook met wondere kracht zijn stellig besluit te kennen gaf om
te waken voor de veiligheid van personen en eigendommen, voor de handhaving der orde en
der openbare rust, was wel geschikt om in die oogenblikken van opgewondenheid een heil-
zamen indruk te maken en alle partij en gerust te stellen ; ja men mag aannemen, dat zoo wel
die rede als het besluit in Februarij door de Municipaliteit op zijn voorstel genomen, het
meest gestrekt hebben, om aan de omwenteling van 1795 die gematigde richting te geven,
welke zij van toen af volgde. Zoo er geen Bataafsch bloed in den burgertwist werd gestört,
heeft men zulks grootendeels aan S c h im m e l p e n n in c k . te danken.
Dezelfde beginselen van gematigdheid, welke S c h im m e l p e n n in c k / ontwikkeld had in zijn aan-
spraak en in het voormeld besluit (een stu k , waarvan L u z a c toen hij ’t in zijn Gazette de Leide
opnam, zeide : que cette pièce irait à la postérité) , bleef hij verdedigen in de Nationale Ver-
gadering. De redevoeringen, welke hg daar met een wegslepende welsprekendheid voordroeg,
munten uit door de helderheid, waarmede gezonde denkbeeiden worden voorgedragen, en
even als die van Mir a b e a u en andere beroemde redenaars der Gonventie zouden zij verdienen
bijeenverzameld en in ’t licht gegeven te worden, tot onderricht van den staatsman en tot ge-
not van den beminnaar der letteren (2). Herkozen bij de Tweede Nationale Vergadering, zag
S c h im m e l p e n n in c k in , dat hij daar op de wijze, gelijk zij was zamengesteld, aan zijn Vaderland
niet van nut kon zijn. Niet verkiezende zieh aan te sluiten bij de opgewonden geestdrijvers,
die er den toon gaven, weigerde hij de verklaring af te leggen, die van de leden bij hun
zitting nemen gevorderd werd, en belette hierdoor zijn toelating.
Naar Amsterdam teruggekeerd, nam hg de praktijk wederom o p , herhaaldelgk te kennen
gevende, hoe hij hoopte, daaraan niet weder te zullen onttrokken worden. Was die betuiging
oprecht gemeend, dan zag hij zijn wensch niet bevredigd ; immers, toen op 12 Juni 1798 de
gematigden in ’s Lands Vergadering zegevierden, en men te Parijs een afgezant der Republiek
wilde hebben, bekwaam om het Fransche Bewind ten gunste van de nu bovendrijvende partij
te stemmen, sloeg men het oog op S c h im m e l p e n n in c k . Welke onaangename ondervinding hij ook
in zijn staatkundige loopbaan mocht hebben opgedaan, hij begreep, dat hij zijn Vaderland van
dienst kon zijn en aarzelde niet om zieh naar Parijs te begeven. Hier had hg de voldoening,
volkomen in de hem toevertrouwde zending te slagen ; doch zoo hg zieh gevleid h a d , na vol-
brachte taak, rustig naar Amsterdam te kunnen terugkeeren, hem wachtte in dit geval een
nieuwe teleurstelling. Wel had het Bataafsche Bewind hem beloofd, dat zijn zending alleen
van tijdelijken aard zou zijn, doch nu het de ondervinding had opgedaan, hoe uitmuntend hij
zieh op zgn post gekweten h ad , en nu het tevens de overtuiging bezàt, dat niemand beter dan
hg geschikt w a s, onze belangen in Frankrijk voor te staan : drong het er op a a n , dat S c h im m
e l p e n n in c k ons bij het Directoire bleef vertegenwoordigen (*) en benoemde het hem tot zgn
gewonen afgezant. S c h im m e l p e n n in c k had het vertrouwen weten te winnen van h en , die op
dit oogenblik in Frankrijk aan het hoofd der zaken stonden, en beântwoordde dan ook ten
volle aan de verwachting, die men hier van hem had opgevat. Kon hg niet beletten, dat van
ons land gedurig zwaardere, ja alle beschrijving te boven gaande opofferingen werden gevergd,
hij wist ten minste een tijd lang onze onafhankelijkheid te handhaven. Ook van B o n a p a r t e ,
eerlang tot Eersten Consul benoemd, ' ontving S c h im m e l p e n n in c k herhaaldelgk bewijzen van
( i ) Zie die Aanspraak in de Pla k ka ten van de Provisionele Representanten van h e t Volk van Amste rd am, uitgeg. door G.
B r e n d e r à B r a n d i s , hu n Secretaris. Amst. 1795 ( Vad. L e tt. 1 7 9 6 , blz. 441).
( * ) Zie h e t vleiend afbeeldsel van hem gegeven door Vit r in g a , Ged en ksch riften , D e e lI I , b l z .307—3 0 8 : voortsLevenvan
C. va n L en n e p , I I , blz. 243.
( 3 ) Zwaaneveder (C. L o o t s ) bezong hem in Aug. 1799 (A r k e Noachs n°. 3 2 , blz. 273—274) in den aangeduiden geest.
ach