
Keerzijde. Onder he t zinnebeeld d e r Goddelijke Voorzienigheid (een oog dat alomme stralen
verspre idt) is het volgende versje geplaatst:
J E H O V A H
WREEKER DER VERBÜNDEN,
4 s t a a p K A T H A R IN A ’S
htj i.p v e r d r a g ;
ZOO B I . Ï Ï ’t ONZYDIG
ZEEGEZAG,
TOT HETTi DER VOIjKEN
o n g e s o h o n d e n :
M • D C 0 • I. X X X.
A- V-(an ) B A E R L L . (1)
54». P l a a t LI. 1780.
H e t z e l f d e o n d e r w e r p .
Foorzijde. Het fraai g esneden, gek ro o n d , gelauwerd en regtsgewend borstbeeld van Ca-
th a r in a I I , Keizerin aller Küssen.
Om d e n r a n d :
O A T PI A R IN A M A G N (a) D .(e i ) G.(r a t ia ) IM P . (e r a t r ix ) A V T O C R. (a t r ix )
R V S S 0 R. (v m)
CATEARINA E E GROOTE, BOOR GOBS GENABE, A L LEEN EEERSCHERES
B E R RUSSEN (*).
D a a r o n d e r :
I. G. H O L T Z H E Y EEC.(IT)
Keeni jde. Een strandgezigt. Een zeeman in bed ru k te h o u d in g , heeft zijn vrijheidshoed ter
a arde geworpen ; een scheepsroer en een vlag liggen voor zijne voeten ; op een ledigen boom
van overvloed is Mercurius ge z eten , hij d ru k t verlegen met de eene hand den slangestaf aan
zijne bo rst en vvijst met de regier op de geschondene voorregten van de vrije vaart. Neptunug,
v e rto o rn d , Staat overeinde in zijne zeekoets en heft met de regterhand zijn d rietan d omhoog,
daarmede Mercurius bescherming van het geschonden waterregt belovende. De schennis daar-
van wo rd t in h e t v erschiet afgebeeld door een gewapend s c h ip , dat een weerloozen Noordvaar-
d e r voor d en boeg z e ilt, op dezen een kogel afschiet en hem dwingt klein zeil te maken. De
zeekoets is ve rsie rd met d e wapenschilden d e r v ier genoemde Bondgenooten, d i e , door zieh
«ezamenlijk le w a p e n e n , niets anders bed o e len , dan de leus te handhaven van het Omschrift :
M A R E L IB E R V M .
B E ZEE VRIJ.
( i ) Deze penning is ook afgebeeld en beschreven door Jhr. M. J. C. de Jongk , Gesckiedenis van het Nederlandsche Zeewe-
zen 2d® druk IV. bl. 785. Er bestaat nog een andere Stempel der keerzijde, kenbaar ddaraan, dat achter de woorden JEHOVAH
en VOLKEN een komma geplaatst is.
(s .) Vcrgel. Mémoires de l’impératrice Cathérine I I , é crits p a r elle-même, e t précédés d ’un ep réfa cep a r A. He r z en , Londres,
1858. Over de echtheid dezer gedenkschriften bestaat bij J oh . Sch er r , Die Hofgeschichten, Leipzig, 1 8 6 0 , S. 2 4 , geen twijfel.
Aan
Aan het uitspansel ziet men een flonkerende s t e r , als zinnebeeld van een m euw ver-
schijnsel aan den staatkundigen hcmel (*). Onderaan leest men het ja a rta l MDCCLXXX en
i. g. holtzhey feg(it).
Het verbond tusschen d e bovengenoemde Mogendheden i n ’t laalst van 1780 ge slo ten , o nt-
leende zijn oorsprong aan een vo o rstel, door C a th a rira II reeds in April 1780 gedaan. De
geheele zomer verliep in beraadslagingen en het wisselen r a n stukken over het al of n iet ge-
paste en raadzame eener toetreding, yooral met h e t oog op vroegere oyereenkomslen met Grool-
R r itta n je , waarbij aan dat rijk ondersteuning in geyal van oorlog was toegezegd. Eerst nadat
Denemarken, Zweden en Pruissen tot het v erbond waren loegetreden, had zulks ook dezer-
zijds p laats, en wel den 20 November 1780. Het bepaalde sluiten daarvan geschiedde n iel voor
op den 24 December, te Petersburg. . ■
Zeer breedvoerig wordt over de gevoerde onderhandelingen bij onze geschiedschrijvers u it-
geweid. Men zie de Faiarl . Hist . , XXVI. bl. 3 5 2 -4 2 2 en vergelijke aldaar bl. 325 en 411;
1Wei. J a e rt. , 1780, bl. 543—572 , 824—8 4 6 , 1017—1088; F a d . H itt. B esch r., VII. b l.1 5—41,
123, 138, 145—152, 222—230; Koit, III. bl. 539—551; S tu a r t , 111. bl. 327—3 2 8 ,4 6 5 , 498—
499; Rekdorp , Mcmorien, I. bl. 80—88. Meer beknopt v in d en wij de aanleiding tot het ge-
b e u rd e , de staatsregterlijke vraagpunten die er mede in verb an d stonden en den loop d ien de
zaak n am , voorgesteld bij Groeh v a r P r ir s te r e r , Handboek, b l. 880—883; J. v a r L e rrep ,
F o am . Getck. van Ufoord-Nederland, IV. 3. Aan gedichten (2) en spotprenten voor en te-
gen (8) ontbrak het vooral niet.
550. P l a a t LI. 1780.
E e r e p e n n i n g d e r T e e k e n -A k a d e m i e t e ’s G r a v e n h a g e,
i n 1 7 8 0 v e r v a a r d i g d .
Foorzijde. Flo ra, op een wolk gezeten. Vertum n u s, voor een bloembed sla a n d e , . begiet
planten en bloemen, en slrooit eerepenningen u i t, die opgevangen worden door een paar
Genietjes, waarvan een bezig is graan te snijden.
I n d e a f s n e d e :
M D C C L X X X.
O p d e n v o o r g r o n d :
I. C. M. (armé) g |
( I) Volgens de gedrukte verklaring van dezen penning.
(S) Als bijv. de Lierzang van J a n A. Backer aan Catharina I I (Hoorn, 1 7 8 0 , in 4 ° .) , waarbij die vorstin als stichteres
van het verbond bezongen werd.
(3 ) Zie Catal. Historischen A tla s , van J . J. de Voogt, N°. 811.
( ■' ) In de Koninklijke Bibliotheek t e ' s Gravenhage is een boekje, getiteld : Vrije Teeken-Akademie opgericht in ’s Graavenhaage
MDCCLXXX. Present Exemplaar voor de leden MDCCXCIII. Men vindt daarin eene door R. Vin k e l e s gegraveerde afbeel-
d in ç van dezen penning, màar met eenig verscbil, d a t, hetzij door de onnaauwkeurigheid der afteekening, hetzij door eenen
verschillenden lateren Stempel, kan ontstaan zijn. Over de afbeelding is de volgende berijmde (*) verklaring geplaatst:
Op den Eerpenning.
De nyvre ro v en ie r door edelmoedigheid
(Van wolken onderschraagd) zorgvuldig voortgeleid,
Besproeit, met de eene h an d , de teedre plantgewasschen
D ie , in den vruchtbren h o f , alrede elks oog verrasschen.
Met de andre strooit hy goud en zilver puikmetaal,
De gloriepalmen van Pictura’s zegepraal
Terwyl twee Wichtjes, daar ze elkanders yver wekken,
Der Teekenaren v ly t , ten loflyk voorbeeld strekken.
In vrede heil.
(*) De prota-vcrkloring is ook tc enriens om die niet op te nemen: ,
« Een Hovenier, door Edclmoeiigkeii ondersteunt en gelcid werdende, besproeit met de eene Hand een Vmgtbaare Grond in t voortbrengen van Planten,
Keer-
TTTWTfi ’ I. i ; l