
Oud-Staatsgezind, waarom hij dan ook later (3 September) geremoveerd werd (1). Inmiddels
(11 Augustus 1787) was het door ons vermelde protest, gedureride de afwezigheid naar Holland
van hen die ’t ingediend hadden, door de Staten van Friesland in handen gesteld van
den Procureur-Generaal bij den Hove van dat Gewest eri werd door hen ten zelfden dage de
exercitie met het kanon verboden, gelijk die te Franeker en elders plaats had ( 2 ). De minder-
heid beäntwoordde deze besluiten met een vuilaardige insinuatie aan Mr. J. C. B e r g sm a , als
eersten heer van het mindergetal , » zieh reserveerende, tot reparatie van de hun aangedane
zoo ongehoorde beleediging,. het gebruik van alle zoodanige middelen als hun nog tot berei-
king (m o ) van dezen hoon mogten overig z ijn ” ( 3 ) . Kennelijk zinspeelden zij daarbij op mid-
delen van geweld; gelijk dan ook drie leden van de minderheid zieh aansloten bij hetgeen
men van nu af » het Defensiewezen van Staat en der stad Franeker” noemde (*), en dat zieh
niet weinig aanmatigde, vooral nadat (23/24 Augustus) een schip met geschut en krijgsvoor-
raad aan den zeedijk, een uur van Harlingen, zijn lading had gelost en (28 Augustus) eenige
honderden vrijwilligers Franeker waren binnengerukt (5). Die lossing had uit voile zee moeten
geschieden, omdat in Harlingen de Oud-Staatsgezinden, als wij later zien zullen, destijds de
meerderheid hadden; doch om de gemeenschap met Holland open te houden, werd Makkum
(30 Augustus) bezet (o). Weldra ging men een stap verder. Den 3den September werd tegen
den 6den daaraanvolgenden een Staten-Vergadering te Franeker uitgeschreven, die werkelijk op
laatstgemelden en eenige volgende dagen bijeenkwam. Natuurlijk was de eerste daad dier
vergadering, zieh zelve als Souverein en de wettige Yergadering te Leeuwarden als van de
Souvereiniteit vervallen te verklären ( 7 ) . De publicaties, die zij uitgaf, strekten om de wa-
pengenootschappen, door de Staten vernietigd, weder i n ’t leven te roepen, om het Kegiment
van P l e t t e n b e r g af te danken en zieh tegen het inroepen der Pruisen te verzetten. Zij dreig-
den (18 September) met het doorsteken der dijken en het onder water zetten der Provincie,
en dat d it meer dan ijdele vertooning was, bleek uit een poging, op dien dag bij de Lemmer
beproefd (8). Doch daarmede had het kortstondige rijk der Nieuw-Staatsgezinden in Friesland
een eind. De maar »Utrecht is (16 September) zonder slag of stoot aan de Pruisen overge-
gaan” , klonk den verbondenen te Franeker als een donderslag i n ’t oor, en Zaturdag 22 September
begon aldaar de vlucht, die op Zondag 23 September, naar de zijde van Workum,
Hindeloopen en Stavoren, zoo algemeen w e rd , dat reeds den 2 §steu vier kompagnien van het
Regiment Oranje-Friesland Franeker bezetteden, en den 2 6 steu andere troepen Bolsward en
Stavoren geheel verlaten vonden (9).
Uit dit kort overzicht kan men reeds opmaken van hoe veel gewicht het was voor de Oud-
Staatsgezinde partij, Harlingen bezet te houden. Ook daar hadden de patriotten, vooral onder
de welgestelde Doopsgezinden, een talrijken aanhang, en alleen onderlinge jaloezij over den
officiersrang had er het oprichten van een exercitie-genootschap verhinderd (10). De aanspra-
k e n , gehouden bij het afvuren der Schutterij (28 Junij 1787), vooral (n) die van den Bur-
gemeester J u n iu s v a n A l e m a , doen zien, hoe aldaar bij velen het defensiewezen, even als
( * ) Ned. Jaarb., 1 7 8 7 , b l. 4972—4973.
( I ) A id ., bl. 4259—4261.
( 5 ) A id ., b l. 4268— 4271.
( * ) A id ., bl. 4 9 5 1 , 4287 , 4992.
(* ) A id ., b l. 4 2 8 1 , 4286.
( • ) JM 't bl. 4 9 6 0 , 4965. H a r r is , Diaries and Correspondence, II. p. 366 (7 Sept. 1787). Harris g a f daarom denraad,
Engelsche kanonnen längs het Dokkumer diep naar Leeuwarden te zenden, p. 372 (17 September).
( 7 ) Ned. Jaarb., 1 7 8 7 , b l. 4982— 4983.
( 8) A id ., b l. 5001— 5003 en 5009.
(® ) A id ., b l. 5011— 5014 en 4947. Over hetgeen tedezertijd in Friesland en vooral te Franeker voorviel, kan men een verza-
meling van stukken raadplcgen, die in de boekerij van het Friesch Genootschap van Geschied- , Oudheid- en Taalkunde berust,
alsmede een tweede, bij den Heer G. T. N. S o r in g a r , te Leeuwarden, voorhanden. Zie Verslag van het Friesch Genootsch.,
1 8 6 3 /6 4 , bl. 9 0 ; Vtrantwoording van C. L . v a n Beyma , St. Omer, 1790: de plaat van het wegnemen der poorten: Vad. Hist. Verv.,
XIX. bl. 17 0 ; en J. S c h e ltbm a , Nautokeurig bericht van het volks-feest te Franeker 5 Maart 1 7 9 6 , Franeker, 1 7 9 5 , bl. 1 12.
( 10) Herinneringen van G. Br u in in g , bl. 54.
(>») Ned. Jaarb., 1 7 8 7 , bl. 4289—91.
g g jg j 357 —
destijds in Franeker, gehouden werd voor » de beste waarborg voor allerlei overheersching,
de beste vertroosting voor die regenten van een wry volk, die hunne pligten kennen en betrachten
, de geessel der verschrikking voor anderen, die ten koste van het algemeen hun
gewaand eigenbelang zoeken” (*). Het grootste gedeelte der Schutterij was echter Oud-Staats-
gezind en ondersteunde de krijgsbezetting onder bevel van den Luit.-Kolonel A r d e s c h . Intus-
schen had men zieh te Franeker gewapend e n , het gewicht inziende van over een zoo nabij
gelegen haven als Harlingen te kunnen beschikken, had het Fitsgerecht (2) (of de Burger-
krijgsraad) dier stad op 8 September het Fitsgerecht te Harlingen bij een brief uitgenoodigd,
de » goede zaak” te helpen bevorderen en » alle devoir aan te wenderi” , dat de Regeering aldaar
hare volmachten ten Landdage te Franeker zond ( 3 ) . In Harlingen evenwel had men
reeds voor het einde van Augustus maatregelen genomen om de stad tegen de aarislagen der
Nieuw-Staatsgezinden te beveiligen. Be Krijgsraad had uit zijn midden den Kolonel W y jia ,
den Luit.-Kolonel B in k s u a (*), den Kapitein G r a t am a en den tweeden Luitenant A g em a be-
noemd om met de Regeering het noodige te beramen tot heil der stad. Die Commissie had den
28ste» haar declaratoir aan de heeren Veertigers ingeleverd, en reeds den 30®ien waren door
twee Commission, uit de Regeering en den Krijgsraad, de stads wallen, -bruggen enz. in
oogenschouw genomen, middelen ter voorkoming van overrompeling i n ’t werk gesteld, de
stad zoo veel doenlijk versterkt en het geschut uit het magazijn der Admiraliteit op de wallen
geplaatst; zoodat de brief, die op 6 September kwam, zijn uitwerking miste. Die van Harlingen
bepaalden zieh (8 Sept.) op dat schrijven teantwoorden, »dat zij de gebreken,in d eConstitutie
ingcslopen, gaarne op eene reguliere en bezadigde wijze zouden willen verbeteren,” maarschre-
ven voor’t overige op ontwijkende wijze en vroegen opheldering met betrekking tot gewapende
vaartuigjes, die zieh voor de haven vertoond hadden (5). Toen nu de nood te Franeker begon,
richtte wederom (18 Sept.) hetzelfde kollegie als te voren een brief van daar aan den Burger-
Krijgsraad te Harlingen (6) , niet als de vorige, in algemeene bewoordingen vervat, maar een
bepaalde uitnoodiging beheizende tot gemeenschappelijke vereeniging tegen een te verwachten
aanval der Pruisen ( 7 ). Het antwoord, reeds den volgenden dag (19 Sept.) gegeven, was niet
alleen afwijzend,i maar hield zelfs een beklag in over de handelingen van die van Franeker,
die ingezetenen van Harlingen gedetineerd, ja op de publieke straat bij leans naakt hadden uit-
geschud, terwijl zij voorts, door het afsnijden der gemeenschap, Harlingen schenen te willen
uithougeren. Weinige dagen later was gelukkig die gemeenschap weder hersteld.
Aan den Overste A r d e sc h kenden, bij besluit van 2 Septemer 1788, Gedeputeerde Staten
van Friesland een gouden degen toe, als blijk van goedkeuring voor zijn » bereidwilligheid,
beleid, vigilantie en promptitude” (8). De Regeering van Harlingen gaf, bij besluit van 24
September van ’t zelfde ja a r , te kennen, » dat zy met het uiterste genoegen herdenkend de
uilnemende diensten, door de heeren Burger-bevelhebberen en Schütteren ten voorleden ja r e ,
toen de stad door kwaaddenkenden belaagd werd , besloten had aan ieder Officier en den Se-
cretaris op 26 September op het Stadhuis een gouden. medaille ter hand te stellen, ter gedag-
tenisse van hunne diensten, op stads kosten vervaardigd, alsmede dergelijke zilveren medaille,
door deOfficieren aan de vaste Schutters, ten voorleden jare onder hun bevel, uittereiken” (9).
Bovendien werden dier Schutterij op 27 September tien koperen trommels als een geschenk
der Gedeputeerde Staten van Friesland aangeboden (10).
( 1) Ned. J aarb., 1787, b l. 4259.
( 3) Eigenlijk male/acta- o ffactum-gericht o f feitgericht.
( * ) Ned. Jaarb., 1787 , b l. 4977—4979.
(*') Zie bov en, stuk VIII. bl. 212 (1 ).
( » ) Ned. Jaarb., 1 7 8 7 , bl. 5032—5034.
( • ) A id ., bl. 5004—5005.
( 7 ) A id ., bl. 5006—5009.
( • ) A id ., 1 7 8 8 , bl. 1418—1419.
( 9 ) A id ., bl. 1420—1422.
( 10) A id ., b l. 1422—1423.
698.