
O O N C O R D IA R E S P A R Y Ä OR E SOU N T .
SOOR RMN.BRACHT WASSEN KZM1NE ZAXEN [EembacU maaB macht).
Daaronder, op een kleed, dat van een kroonlijst afhangt:
E r k e n t e n i s
d e r Ed.(el)) M o g .( e n d o ) H E E R E N S T A A T E N
s’L a n d s v an U t r e c h t
aan
de Ed.(ei) Gestr.(enge) Mank(afte) H E E E E N
j® W. E E P E L
OOT, u ( o m i ) CO MM.(amd a n t )
en
I. L. S E Y F E A E D T
M A JO R .
w eg en s h a r e g o e d e d i r e c t i e
en b e to o n d e moed
2 6 —2 7 ju ly
1 7 8 7. (i)
694. Voorzijde a l s n°. 693.
Keerzyde. Even zoo, behalve het opschrift van het kleed, dat aldus lu id t:
G ed a c h t e n is
d e r Ed-(ei) Mog.(ende) H e e r e n S t a a t e n
. s ’ L a n d s v a n U t r e c h t
a a n
de Ed.(ci) Gestr.(enge) Manh.(afte) H E E E E N
O E F IC IE E E N
v an h e t B e g i m e n t
H E S S E N D A R M S T A D
w eg en s h e t v o o r g e v a l le n e
t e S o e s t d y k
26 — 27 ju l y
1 7 8 7.
Onder de middelen, welke een p_artijschrijver bezigt om den lezer in het spoor te houden,
pens door hem gekozen, behoort het heenglijden over zaken en gebeurtenissen, die aan zijn
partij min aangenaam of voordeelig waren, het sterk kleuren daar-en-tegen en breed uitmelen
van wat haar tot roem en eer kan gedijen. Zoo b. v. werd het geheel niet onbelangrijk gere
c h t. in den nacht van 26/27 Julij 1787 en waarbij een overval, door de Patriotten beraamd,
geheel mislukte, door de schrijvers van die partij als een zaak voorgesteld van weinig bedui-
denis (*) , terwijl daar-en-tegen de verdediging ran Soestdijk van de zijde der Prinsgezinden
zoo belangrijk werd geächt, dat men de ßevelhebbers en Officieren met opzettelijk daartoe
vervaardigde penningen, die den stempelsnijder eer aan doen, beloonde. Door die belooning
is intusschen het feit vereeuwigd, dat hierop nederkomt:
( * ) Beschreven in de Ned. J a a r b . , 1 7 8 8 , bl. 121— 122. Afgebeeld en beschreven door Dr. P . 0 . v a n d b r C n u s in zijn
T j d s c h r i f t , I. bl. 869—8 7 1 , waar hij dezen penning zeldzaam, den volgenden meer algemeen noemt. De fraaie bewerking
doet d e hand van Schepp vermoeden.
( * ) Vad. Hist. Ve rv ., XVII. bl. 3 74.
In den vooravond van 26 Julij 1787 trökken 350 (*) man voet- en paardenvolk, onder bevel
van den Kolonel V a n K l e in e n b e r g door de Wittenvrouwenpoort Utrecht uit. Deze krijgs-
bende was samengesteld uit een mengelmoes van volk, bijeen gebracht uit den kakelbonten
hoop, dien Utrecht te dier tijd bevatte (2). Bij de ruiterij vond men huzaren, kurassiers en
dragonders: het voetvolk was samengesteld deels uit vrijwilligers (auxiliairen) , deels uit mi-
litie van het Corps van S a l h , deels uit Soldaten van de regimenten P a l l a r d y en V a n d e n B o sc h .
Ten einde hun toeleg, het overvallen van Soestdijk, te bemantelen, maakten zij een omweg
van bijna een uur over Blaauwkapel, St. Maartensdijk en over den Doller. Het paviljoen te
Soestdijk, een van ’s Prinsen lusthoren, werd toen alleen bewaakt door ongeveer 90 man van
het regiment Hessen-Darmslad. Omstreeks 66n uur na middernacht was de bende het lusthuis
genaderd, waar men op geen kwaad bedacht was, en viel het haar licht een paar schildwachten
te overrompelen, die met den dood gedreigd werden indien z i j’t minste gerucht maakten.
» Ik ben een eerlijke k e r e l z e i d e hierop een der bedreigde Duitschers, schoot zijn geweer af
en viel terstond, door een schot gedood, als slachtoffer van zijn trouw, maar terens als be-
houder ran den post. Zijn kameraden, door de twee schoten gewekt, rliegen in hemd en
onderbroek te wapen, plaatsen zieh achter het ij'zeren hek, achter het rasterwerk, achter
den zijmuur van het gebouw, en begroeten den opgerukten hoop met zulk een hevig v u u r,
dat de aanvallers, die reeds tot op twintig schreden van het hek genaderd waren, na eenige
schoten gedaan te hebben, in wanorde wijken en weldra rechts en links het op een loopen
zetten, de meesten, den terugkeer längs den kortsten weg onveilig achtende, heel over Hilversum
, Vreeland en Nieuwersluis hun weg naar Utrecht nemen: velen, door de duisternis
van ’t spoor gebracht, den vijand in handen vallen. Van het regiment Hessen-Darmstad waren
4 gesneuveld en 16 gekwetst, onder deze laatsten de Luitenant-Kolonel E r p e l , die een
lichte wonde ontvangen had, en de Majoor S e y f f a r d t , die door den arm geschoten was.
De Utrechtsche bende had 27 gevangenen verloren en 4 dooden op het slagtveld achterge-
lalen. Het getal der gekwetslen aan die zijde vonden ^vij nergens opgegeven: doch het
schijnt aanzienlijker geweest te zijn dan aan de andere (3). Dat de uitslag der onderneming
geheel anders was als die van 9 Mei op Vreeswijk, bleek genoegzaam aan het publiek van
dien tijd , uit de omstandigheid, dat de Utrechtsche Courant er eerst op MaandagN 30 Julij
verslag van gaf. Het Monument voor Amsterdam (’) noemt, als hoofddoel, de plundering van
het lusthuis, waarom men acht wagens had meßgenomen, die men, in stede van met buit
met dooden en gewonden thuis bracht.
Voor den braven Duitscher werd een gedenkteeken opgericht ter plaatse waar hij gesneuveld
was (5) , terwijl de plechtige uitreiking der gouden penningen, aan den Kolonel E r v e l
en den Majoor S e y f f a r d t , hun toegelegd bij resolutie van 31 Augustus 1787 door de Staten
van Utrecht (te Amersfoort vergaderd) plaats had op een parade van het geheele garnizoen,
te Utrecht op de Neude, den 2den Januarij 1788 (6).
( ' ) In de Ned. J a a rb ., 1 7 87 , bl. 2 1 0 1 , wordt het getal op 500 gesteld en het voetvolk aldus beschreven: » Scherpschut-
ters van Salm , van Kampen, het Amst. regiment Waardgelders, een compagnie van Pallardy en v e le burger-auxiliairen.
( * ) B r d in in g , Herinneringen, b l. 6 4 , zegt: -Talrijk en kakelbont was de dagelijksche parade op het Jans Kerkbof, voor
het Statenhuis en verder heen.” In het Monument, 2do zan g , b l. 9 6 , leest m en: » itoaa[fdei\y soort van volk trok naar Soest-
dyk, 560 man sterk.”
(* ) Vad. Hist. V e rv ., XVII. bl. 372—37 4 ; Ned. Jaarb., 1 7 8 7 , b l. 2101—2 1 0 2 , 2105—2 1 0 6 , 2 1 1 5 - 2 1 1 7 ; Echt Retaas,
p lano , kost 1% s t . , zoo echt , dat men den vijand (Hessen-Darmstad) er op voorstelt, als zieh in allerijl op de vlucht bege-
vende , met achterlating van 130 dooden.
( * ) De 2dB zang, bl. 93—1 0 2 , in de aanteekeningen e—i j , bevat omtrent dit gevecht ook bijzonderbeden; maar deze rijme-
laar ziet alles door een Prinsgezitaden bril. Zijn boek is e ch ter, niet enkel om h e t audi e t alteram p a r tem , maar ook omdat
hg werkelijk op vele punten goed ingelicht schijnt te zijn geweest, voor den geschiedschrijver alles behalve verwerpelijk.
( * ) Monument, bl. 99 ( 4 ); Ned. Jaarb., 1 7 8 8 , bl. 1406— 1407. Het opschrift luidt: christoffkl t o l lm a n , gr en a d ie r
VAN DE LIJFCOMPAGNIE IN HET REGIMENT INFANTERIE VAN DEN FRINS VAN HESSEN DARMSTAD , ODD 28 JAAREN , VER-
KIEZENDB LIEVER *T LEVEN TE VERLIEZEN DAN ZIJN WAPENS OVER TE GEVEN, IN DEN NAGT VAN DEN 27 JULY 1787.
Het is een zwart marineren grafnaald, op eene van welks zijden een doodsboofd van wit marmer op Schenkels liggende. Het
Staat voorbij en op körten afstand rechts van de brug , die men overgaat als men v a n ’t paviljoen zieh den straalweg op naar
Amersfoort bege eft, op een verhevenheid van zooden, tusschen vier palen, met kettingen saraengevoegd.
( ®) Ned. J aarb., 1 7 8 8 , bl. 120—121.