
Beneden, twee gekruiste palmtakken, en daaronder:
M E Y E R
De hevige beroeringen, die gedurende het jaar 1785/6 binnen Utrecht hadden plaats ge-
grepen, en waarvan een der lioofdleiders en woordvoerders een student (O n d a a t j e ) was, had
een gevoeligen knak aan de Akademie gegeven, vermits vele ouders hunne zonen t’huis h id den
, of naar andere Hoogescholen zonden (*). Misschien gaf ook dit aan de Regering van
Utrecht aanleiding om de 150ste verjaring der stichting van de Akademie met des te meer luis-
ter te vieren, als wilde men een openhaar bewijs geven, dat de vrede en rust binnen de stad
waren teruggekeerd, en werkelijk was dit sedert eenige weken het geval geweest.
Bij besluit der Vroedschap van den 8sten Mei 1786, werd bepaald, dat het verjaarfeest
ofschoon cigcntlijk de 26ste Maart de verjaardag was — op den 3 1 sten Mei gevierd zou worden.
Als inleiding daartoe had op den SO81®“ de openbare verdediging plaats der dissertaties
van hen, die more major um of »met de kap” zouden promoveren. Was in ’t vorige ja ar die
eer te Franeker aan drie Studenten verleend, Utrecht begreep met één meer te moeten pron-
k en ; doch alle vier de doctorandi behoorden tot de rechtsgeleerde faculleit. Zij waren: J. E.
N. Baron van L y n d e n tot H o e v e l a k e n , H. P. R. C. Baron van der B o r c h tot V e r w o l d e , A. G .
S m ith en E. W e s t e n b e r g , en de onderwerpen hunner dissertaties: I o. de pacti obstagialis
voluntarii (inrijding of vleisting) effectu et abrogatione inprimis in Gelria; 2°. ad artieulum 1.
Tituli XIII statutorum Comitatus Zutphaniensis; 3°. de privilegia Societatis Indiae Orientalin;
4°. de majestate populi.
De uitvoerige beschrijving van het feest zelf, dat door het heerlijkste weér begunstigd werd ,
kan men vinden in het bereids aangehaalde werkje van den Doopsgezinden Leeraar D e V r ie s ,
’t welk ook voor de kennis der vroegere lotgevallen der Utrechtsche Hooge School niet van
belang onlbloot i s , en in verschillende geschriften van dien tijd (®). ' De hoofdbestanddeelen
waren die van alle dergelijke feesten: plechtige optochten, een Latijnsche feestrede door den
Rector magnificus ( S e b a l d R a u ) , prächtige maaltijden, op stads kosten of op die der Studenten
gegeven , muziek en verlichling.
Den volgenden dag had de promolie more majorum plaats der hierboven genoemde Studenten
, omtrent op gelijke wijze als zulks te Franeker geschied was (*), behalve dat men het
ook bij deze gelegenheid de zuster-akademie wilde afwinnen wat de Iengte der plechtigheid
en het tal der Latijnsche redevoeringen betrof (*). Op de promotie volgde een wandeling,
daarna een triomftocht in rijtuigen, van een eerewacht vergezeld, längs de strate n , en ten
slolte een maallijd, door de gepromoveerden in het Nieuwe Rasteei van Antwerpen aan een
honderdtal gasten gegeven.
« ’tg een een gedenkpenning, van hoe geringe waarde dan o ok, naar liun in zicn, mocst oplcveren, maakte men niet langer
» zwarigheid, om , ten gevalle eener, op haarzelve loffelyke eerzugt, in dit opzigt van het vorig gebruik a f te gaan." Men be-
sloot den zilveren penning alleen aan de Studenten uit te dc c len, » kunnende alleen de Leden van den Raad elk twee stuk daar-
" van voor geld bekoinen en moetende na het afschroeven van het nodige g e ta i, de Stempel o f schroef gebroken worden, 't geen
» . . . . de waarde daarvan mocst vermeerderen.” , Later besloot men echter ook den Professoren ieder een zilveren penning ter
hand te stellen. De tweeliondcrd-acht Studenten ontvingen de liunnö op den 30stcn Mei, als inleiding tot het feest (De Vb ibs
b l. 42—45).
( 1) R au , t. a. p . , bl. 37. Er was e r , die de Studenten wilden dwingen partij te kiezen, door hun naamteekening te eischen
als bewijs van hun gezindheid om voor de burgers wapenen te koopen, a id ., bl. 3 6 . Verg. Vad. Hist. Fern., X II. bl. 404 (*).
( * ) Als de Utrechtsche Courant van 2 en 5 Junij 1 786; Ned. J a a rb ., 1 7 8 6 , bl. 668—684 ; Fad. Hist. Vero. XII. bl.
403— 41 2 ; Mr. J. P . Kl e y n , Feestzang (in de Doinkerk), U tr e ch t,11786.
( 8 ) Zie hierboven, op n°. 623.
C ) D e Iloogleeraar Bondam , als eerste Promotor, sprak de finibus ju r is romani in interpretations ju r is p a lr ii regundis}
n a h em de nieuwe doctoren, L y n d e n , de Justitia en Van der B o r c h , de necessitate studii ju r is pubUci romani; de tweede
Promotor, Prof. T y d em a n , de p ra e stantia legum antiquarian sive de legibus haud temere mutandis; de door hem gepromo-
veerde, Sm ith , de praestantia e t aequitate ju r is romani secundum verba Grotii in epístola a d Gallos Ep. 148. De derde
Promotor, Prof. V o o r d a , betoogde Veteres ICtos Romanos, etiam in afflictissimo reipubücae s ta tu , e t contra perditorum ho-
minum, quamvis prin cipum , in juria s, volúntate constante ac p e rp e tu a , instituí um viri boni intrépidos tenuisse. Dr. We st en b
e rg sloot de rij met een voordracht de advocato bono cive.
De beschrijving der gewone gedenkpenningen, door de Vroedschap aan de gepromoveerden geschonken, geeft De Vries
bl. 78 (* ).
644.
6 4 4 . P l a a t LXIII. 1786.
P r i j s p e n n i n g v a n h e t E x e r c i t i e -G e n o o t s c h a p te H o lw e r t .
7 A u g u s t u s 1 7 8 6 .
Voorzijde. Een Vrijheidsmaagd, zittende op een grasterp tusschen bloemen en korenairen.
De speer met den vrijheidshoed rust in haar linker a rm , die over het wapen der Grietenij
West Bongeradeei is gebogen (1).
Keerzijde. Een olijftak, waarin :
HOLWERT
U f f | 7 AUGUSTUS
1.7.8.6: (2)
Volgens een aankondiging in de Leeuwarder Courant van 22 en 29 Juli) 1786, zouden,
» met approbatie van den Hoog Wel Geboren Heer Jhr. J. D. van A y l v a etc. e tc ., de Gecom-
»mitteerden van ’t Exercitie-Genootscliup te Holwert, aldaar op Maandag den 7don Augustus
»1786, ’s middags om 12 uuren laten verschieten, drie prijzen, zijnde een gouden en twee
» zilveren cierlijk gewerkte medailles” : alleen aan leden van schutterijen en Exercitie-Ge-
nootschappen, zoo dienende als bonoraire, stond het vrij daarop te schieten, mits dat zij zieh
zelven van patronen voorzagen en bij de inteekening twaalf stuivers betaalden. Op dien zelf-
den dag werd te Holwert ook een zweep verharddraafd. Een en ander lokte naar dat afgelegen
dorp een aantal toeschouwers, vooral uit Dokkum (3).
6 4 5 . P l a a t LXIV. 1786.
S c h u t t e r s p e n n i n g v a n H a t t em , d o o r Mr. H. W. D a e n d e l s v e r e e r d . 1 7 8 6 .
Voorzijde. Een boogschutter, met gespannen boog; zijn hoofd is met een heim bedekt,
hij heeft een breed slagzwaard op zijde, en een pijlkoker hangt hem op den rüg; zijn lijf is
geheel naakt, op een geschubde tuniek n a , d ie , om zijn heupen sluitende, tot boven de
knieen ne^rvalt. Zijn schild en speer leunen tegen een e ik , die nevens hem Staat. Op den
achtergrond vertoonen zieh de Veluwsche heuvelen en eene poort der stad Hattem. Het
o n d e r s c h r i - f t in d e a f s n e d e :
Y ERU S G E LRU S .
E E N ECE T GELBERSCEMAN.
duidt den landaard des schutters aan.
Keerzijde. Het geslachtwapen van D a e n d e l s : la zu u r, met drie wassenaars van zilver, 1
wassend, 2 afnemend, ruglings tegen elkander geplaatst, waarvan 3, liggende, door 1-en 2 is
ondersteund; tot helmteeken een gesloten heim, met een wassenaar daarboven met krullen,
bloemen en een palmtak.
( i ) De maker van dit stuk he e ft, waarschijnlijk in zijn onkunde, den band, die door het veld van lazuur lo op t, voor een
stroom aangezien en hem daarom als sinopel gedreven, in plaats van hem blank (zilver) te laten.
( 2 ) De penning, vroeger in bezit van nu wijlen Jhr. Mr. C. v a n E ysing a , Lid van Gedep. Staten van Friesland, bestaat
uit twee aan elkander gehechte gedreven zilveren plaatjes.
( 8 ) Mondeling in der tijd medegedecld door een hunner, nu wijlen Mr. D. Fockema , + 31 Julij 1 8 5 5 , toen Gymnasiast
te Dokkum. Zie wijders over de Exercitie-Genootschappen in Friesland wat door ons bl. 214 (4 ) en 216 (11) is te boek gesteld.
De P o s t, IV. bl. 85—86 en 1 4 6 , riep reeds vroeger, in proza en poezy, de Friezen tot den wapenhandel op.
Om
I
I
i ll Nib
I
i H !
J i , i
ill ill?'