
lilliil!
! !
¡Ilf B
s i | 1 1 1
I
B ill'll'
J l f l i
m i t
il l II is
H I I
llllll
1 1 1
II
f ill i
a f
fM j
m i
I n d e a f s n e d e :
OBIIT
PATAVn
VI. IAN. A. MDCCXCIX
H IJ OVERLEED TE PADUA, DEN 6*» JANUARI 1799.
Kort, maar veel bewogen en roemvol was het leven van den jongen Vorst, wiens nage-
dachten.s deze gedenkpe„n,ng bewaart. Aan vlngheid van begrip paarde hij ijverige zucht
o onderzoek aan wakkeren moed een groote tegenwoordigheid van geest, aan liefde voor
Zjn Soldaten, door wederliefde van hunne zijde beantwoord, een onverbiddelnke gestrengheid
waar tinbreuken op de zedelijkheid betrof, aan oprechte godsvruehl (i) een warme liefde
voor de zpnen met alleen. maar voor geheel de menschheid. Tan deze laatste w'erd hij het
slachtofier; imrners het was ten gevolge van zijn ijver om de hospitalen in Italien te hezoeken
waar de typhus woedde en waar hij zijn Ij'dende krijgsmakkers ging hemoedigen, troosten en
versorgen dat hi, zelf door de gevreesde ziekte werd aangetast en op 6 Januari 1799 als
Opperhevelhehher van het Oostenrijksche leger overleed. Wie kan zeggen, welken keer de '
zaken in Ital.e genomen hadden. als Ho j i m i , met een tegenstander te kampen had gehad
die op 25jangen leeftijd reeds talrijke en zoo schitterende hewijzen van veldheershekwaamheid
had gegeven ? (2)
8 4 * . P l a a t LXXXI. 1796—1799.
Op d e h e l d h a f t i g e v e r d e d i g i n g v a n T e r n a t e , d o o r
J o h a h G o d p h i e d B u d a c h 1 7 9 6— 17 9 9 .
Foorzijie. Een Ionische kolom, op haren top een wereldbol dragende, waarop te lezen
Staat A s i a , en die door een scheepskroon bedekt is. In het midden van de zuil is daaraan
een schild vastgestrikt met het opschrift:
TERNATEN
Be vliegende Faam houdt boven dat schild een lauwerkrans, terwijl zp tevens op haar
trompet den lot des moedigen verdedigers alom schijnt te verkondigen. In het voetstuk is een
ronde m s , in welke een dolfijn is uitgehouwen, die zieh kronkelt om een anker. Op den
( I ) In 1808 v e r seh en te Amstmvlmn: O ed,dienMg, Mordanklagen an Ckriataiijka Waar.ahnmn, vmi W. G Fnn nr iu it
F r . » tan Oranje cnz. Zie » . « « . « , S Ä da . Yadarl. , X II. b is. 3 1 0 , s lv . e r de titel van dass » tich tc lp c lettnnr
echter voor een letterkundig bedrog wordt gehouden.
( > ) In 1802 v e r seh en te Rotterdam, Inj J . P. v a n Gmzsr. een la aan mm W i l l . « G e o rg » Fen ne ,uk Priese vanOrana,
'trrelk men, door er v e le saken e it de Staat- en Krijgagesehiedenia von ons vaderlnnd van 1783—1705 in te vleehten tot v ie r '
stukken (3 3 6 bladsijden) had ve ton te doen nltdijen. Men vindt danrveor een portret van den P ons door C. G n o snjv sLn en
D. V r i jd a o en negen platen, door C. J . n e H v r zn a en C. Bnomvnn gestoben. Zij stellen ons deze of genc merkwaardige
bijzemlcrhcid e it •sPrinsen leven v o o r , als 1) Een oetmoeling te l.e n v a r d e a , 29 Ang. 1777 , 2) 's Priesen vnnrdoop ln de
Schermutsding Inj het Ginneke», 28 M.art 1793 , 3 ) Het g e v .eh t van Lannoy, 27 Ang. 1793, 1 ) Den Prins, op de hoogte
van Warrnck g ekwetst, 13 Sept. 1793 , 5 ) Zljn aankomst te Rotterdam, 15 Sept. 1 793; 6 ) Zijn krijgsraadin April 1794-
7) Het vertaten van Nijmegen, 16 October 1794 , 8 ) Zij» a f.el.dd nemen van de Offleieren van het rmeoh lem en tteO sn .bmg -
9 ) De Prins op h e t Paradebed. Ook d . mmmlijst der inteekenaars op dit werk verdient eenige sandaeht, zoo om het merk-
waardige o ijfer, dat niet minder den 1300 bedrängt, als omdat men er menigen naam op eantreft van lied en , die in 1802 op die
v ij z e van hon Oranjezucht milden doen blijken. z ie voorts » 'E sen n v t. a. p. I I , bis. 3 7 1 - 3 8 5 , Va k iU z r e a ti, Vaierl.
karaklerkunde, I I . bis. 737— 739 ; B izd e r d ijk , Gaselnad. d e . VndcrI. , XII. b is. 339—34 0 ; Ned. Marc. , Deel 7 7 , hlz. 4 6 , 96
en 559 en Deel 79 hlz. 17. Zinneprani op zijn averiijdan door J . W. I'iek rm a » en J. W ijsm a » . m . c„ w . VitaznE
Freileritc Sophie Wilhelmine, Utrecht, 1 8 6 7 , hlz. 5 5 .
ach-
— 475 S
achtcrgrond verheft zieh de rookende vuurberg of piek van Ternate, aan wiens voet men
de forten en woningen ziet. Daarom heen de zee, met tal van oorlogschepen en jonken,
Om d e n r a n d :
DOOR G EW E L D , L IS T , en H O N G E R G E F E R S T .
I n d e a f s n e d e :
verlost 4 AII G.(ustus)
7 9 9 .
Op den sokkel: I G. II.(oi-TznEy) F(ecit).
Keerzijde.
Om d e n r a n d :
de RAAD der A S IA T IS C H E B E Z IT T IN G E N en E T A B L IS S EM E N T E N
van de BAT.(aafsche) REP.(ubliek)
In het veld van den penning wordt, binnen een lauwerkrans en onder een muurkroon met
afzwevende linten, d it opschrift aldus vervolgd:
aan
JOH .(an) GODE.(ried) BU DA CH ,
GOUVBRN.(büe) EM DIRECT.(edu)
T E R N A T E N
te g e n s de
B R IT T E N en M O O R EN (i)
k lo e km o e d ig v e r d e d ig d
h e b b e n d e , to t eßne
E R K E N T E N IS
18 0 1 . (2)
Deze penning behoeft geen uitvoerige toelichting van onze zijde, na de beide stukken,
daarover geleverd door den Majoor der Mariniers den Heer P. A. L e u v e , in de Bijdragen tot
de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch In d ie , Nieuwe volgreeks, 8e Deel, blz.
209—214 en blz. 262 — 363 — ook met afzonderlijk bladnummering gedrukt. In het eersle
stukje, getiteld : lets over eenige gedenkpenningen en andere vereeringen, door o f van xoege de
O.-l. Comp, gedaan, wordt blz. 12—18 (209—214) een extract uit de resolution van den Raad
der Aziatiscbe bezittingen van den 20st°n April 1801 medegedeeld, betreffende de vervaardiging
van den gouden gedenkpenning, te hangen aan een keten van het zelfde metaal, en de op-
dracht tot het snijden van den penning aan den burger H o l t z h e y te Amsterdam. In het tweede
stuk, waarin bet voornoemde extract blz. 94—97 (357—359) nogmaals is opgenomen, en
dat tot titel voert: de verdediging van Ternate onder den Gouverneur Jon a n G o d f r ie d B u d a c i i ,
1796 tot 1799, worden de feiten uitvoerig, naauwkeurig en met onpartijdigheid geschetst.
B u da ch , geboren te Frankfort aan den Oder, kwam in 1767 als soldaat in Indien, doorliep
alle rangen en was Gouverneur en Directeur van Ternate van 1794 tot 1799. (Zie Leupe
( r) Dat men van ouds hier te lande den naam van Mooren toekende aan alle Volkeren, wier gelaat maar cenigzins gehronsd
w a s, hehoeft naauwelijks gezegd te worden, en 'tzou aan den stcmpelsnijder te vergeven zijn gewe cst, dat hij dien op den
penning te pas bracht. Doch een Aziatische Raad had beter moeten weten en zoodanige domheid voorkomen,
( * ) Afgebeeld en beschreven in den Ned. M e re., 1 8 0 2 , Deel 8 2 , tegenover blz. 9 2 , op een los hlad. De teekening kwam
7 Mci ter tafcl; de proeven 24 Sept. 1801. Alleen een g eringe, niet aangeduide verandering had in het opschrift plaats.
L eu pe t. a. p. hlz. 99 (360).
t. a. p.