
Om d e n r a n d :
F R E D'(e a i c a ) S O P H :(i a ) WI L H E LMIN A P R f o o i p s ) A Ü .Ü ^ i r t iA i J .“
Keerzijde. Als van N°. 718 (1).
®20« P 1 a a t LXX. D r a a g p e n n i n g .
Vom-zijie. (Gedreven en uitgeslagen d jo u r ). De borstbeelden van den Prins en de Prin-
ses tegenover elkander, binnen een rand van oranje-appelen.
Keerzijde. In de afsnede (gestempeld) :
’ T ( e i n s ) W (i l l e m ) D ( e ) V ( i j f d e )
1 78 7
9 8 1 . P 1 a at LXX. Z i l v e r e n g e d r e v e n s t e r .
Voorzijde. De Prins en de Prinses — de laatste wederom als Minerva — tegen over elkander
, binnen een rand van diamanten.
Keerzijde. Prinses L o u is e tegenover de beide jonge Prinsen, binnen een dergelijken rand.
9 3 3 . P I a a t LXX. Dr a a g p e n n i n g (Ge d r e v e n , z i l v e r en v e r g u l d ) .
De Prins en de Prinses tegen over elkander; de Prinses is met paarlen gekapt.
9 3 3 . PI a a t LX3fI. D r a a g p e n n i n g (van verguld koper, gestempeld).
Voorzijde. Het rechts gewend borstbeeld van den Prins, binnen een mirtekrans.
Keerzijde. De zeven pijlen der Unie, met een (oranje?) lint samengestrikt, en vöorts, op
de hier aangegeven wijze daar om heen geschikt, de letters:
W ( lL I ,E m)
P (b in s ) Y ( a n )
0 ( b a n j e )
Deze penning werd gedragen aan een oranje- wit- blaauw lint.
9 3 4 . PI a a t LXX. G e d r e v e n z i l v e r e n d r a a g t e e k e n (d j'our en in
den vorm van een ringkraag).
Binnen een ovale ly st van oranje-appelen het links gewend borstbeeld van den Prins;
de buitenlijst van boven van een strik voorzien en met lauwerbladen gedekt, de dubbele
benedenranden zieh sluitende tegen een rin g , waarin een Haan is gevat, als zinnebeeid der
'waakzaamheid. Op dien benedenrand leest men :
CAP ITYNS A V Y ß : A V) W* A F D ( e e i . in g )
YOOB DE WAAKSAAMI I E ID: YLAABDING( en) 178 7
In Vlaardingen was de Patriotsche partij verre weg de kleinste, maar, wat zij aan getal-
sterkte miste, wist zij door voortvarende heftigheid te vergoeden. Reeds in 1786 had zij
( 1 ) Deze penning konit ook wel voor met de beide voorzijden van N°. 718 en 719.
een Genöotschap van Wapenhandel (l) opgericht, waar, in January 1787, een Vaderlandsche
Burgersocieteit was bijgekomen. De leden dezer vereenigingen, benevens de inteekenaren
op het nationale fonds en nog een 7Stal ingezetenen van Vlaardingen, teekenden op 3 January
1787 een declaratoir (2), *t welk (16 Maart) het verkiezen van vijf geconsfitueerden ten ge-
volge had (3). Welke gevoelens dit vijftal bezielden kan men opmaken uit een request,
door hen in Junij 1787 aan de Staten van Holland en West-Friesland ingediend, tot afzet-
ting van den Prins enz. De schrijver der Ned. Jaarboeken heeft het opgenomen (*) als
» een aller overtuigendst bewijs hoe ver eene Natie, ten minste een gedeelte daarvan
» misleid en tot de allerongerijmdste denkbeeiden kan vervoerd worden, en op dat de Na-
» komelingschap zeer zeker daar uit zal overtuigd word en , hoe verre de dweöperij hen
» vervoeren kan.” Zelfs de alles behalve Prinsgezinde schrijver van het Vervolg der Vad.
Hist. (8) vindt den toon van het request » zeer hoog.” Geen wonder, dat een stap als de
hier vermelde bij de tegenpartij verbittering te weeg bracht en dat de gemoederen te Vlaardingen
in een staat van spanning verkeerden, die den zoogenoemden »Buisjesdag” met zorg
deed te gemoet zien. Door het ontbieden van eenige ruiters en het nemen van andere maat-
regelen van voorzorg, wist de Regeering eehter op gezegden dag en de volgende alle onlus-
ten te voorkomen, en de rust werd niet gestoord, tot d at, op 14 September 1787, het Vlie-
gend Burger-legertje het stadje binnentrok, zes leden van den Raad afzette en viernieuwein
de plaats stelde. Dit was echter de laatste heldendaad, door die bende bedreven. Utrecht
werd op den 15dßn door de Patriotten ver laten, en dat voorbeeld twee dagen later te Vlaardingen
gevolgd, niet alleen door het legertje, maar ook door de hoofden van het Wapen-
genootschap Getrouio voor Stad en Vaderland, die, op het zien der oranjevlaggen, die van
de torens in den omtrek woeien, met zulk een overhaasting de vlucht namen, dat zij hun
manschappen voor het Raadhuis in ’t geweer lieten staan. Reeds den 228ten September waren
de nog geen acht dagen te voren afgezette Raadsleden in hun waardigheid hersteld (®), De-
wijl de Patriotsche party naar ’t schijnt het orgäniseeren der Vlaardinger Schutterij belet
had ( 7 ) , vereenigderi zieh nu vrijwilligers om de rust te bewaren; waarin zij echter niet
zoo goed slaagden als hun Rotterdamsche spitsbroeders; immers, onaangezien de publikatie
der Staten van Holland van 9 October 1787, vaardigde het Hof van Justitie op den 31stoa dier
maand, naar aanleiding eener opschudding' te Vlaardingen, een nadere publikatie uit tegen
de herhaling aldaar van dergelijke ongeregeldheden (8). Ook een nog later request van
eenige ingezetenen dier stad, tot remotie (°) van sommige Regeeringsleden, duidt aan, dat
aldaar nog altijd groote spanning heerschte ten tijde dat het zilveren draagteeken in de
wereld kwam, *t welk wij onder N°. 724, als een herinnering van het daar voorgevallene,
hebben laten afbeelden.
Hebben wij op Plaat LXV en LXVI een aantal draagteekens der Patriotten te zien gegeven,
zoo doen wij zulks op Plaat LXXI en LXXII met d ie , waarmede de tegenpartij zieh tooide,
vooral na de omwenteling van September—OctobeV' 1787. Wij zeggen vooral na die om-
wenteling; immers reeds vroeger werden zoodanige versierselen gedragen en in de eer-
ste maanden van 1785 een menigte » medailles met de afbeelding van den Stadhouder”
te ’sGravenhage verkocht (10). Dat verkoopen echter, even als te Rotterdam het dragen
( i ) Ned. J a m . , 1 7 8 7 , bl. 91 en boven bl. 217 Aant. (20).
( * ) A id ., bl. 491.
(* ) A id ., bl. 92.
(■«) A id ., b l. 1 4 1 6 , 1423.
( * ) Deel XIV. b l. 229.
(®) Ned. Jaarb., 1787 , bl. 4807—4809.
( ? ) Fad. Hist. Vero., XVI. b l. 243.
( 8 ) Ned. Jaarb., 1 7 8 7 , b l. 5506—5508.
( » ) A id ., bl. 5758—5759. Zie ook Spr en g er van Ey k , Gescliiedenis d e r Stad Vlaardingen, Rotterdam, 1832.
0 ° ) A id ., 1 7 8 5 , bl. 396 , 403 , 4 3 8 ; Vad. Hist. Ver«., X. bl. 74.