
G e d e n k p e n n i n g d e r M u n t r a n G e l d e r l a n d e n Z u t f e n .
Foorzijde. Twee naakte peraonen (of kinderen) draaien den muntsehroef, ter wij I munten
Ult het werkluig npderslorten. Van de eene zij de bestraalt een heldere zon, van de andere
zegent een hand, die uit de wolken voortkoml, hun arbeid.
Om d e n r a n d :
P R O T E C T O R N O S T E R E S T PO T E N S
ONZE BESCHERMER IS MÄCHTIG.
.Beneden: T: I : W : F : ( e c it ) .
Keerzijde. Het wapen van Gelderland, en daaronder, binnen een krans van krulwerk :
M O N E T A E
G E L R O -Z V T P H A N IC A E
IV D IC IO I* PAC TO
C-(UDl) C* (v R A VI t)
M :H :L O H S E
1 7 8 7
DE MUNT VAN G E IB E R IA N E E N ZUTFEN EENMAAL ONBERZOCHT H E BB ENEE,
H E E F T M. H. LOHSE {äezen ‘penning) BOEN 8LAAN.
Vergelijk hier boven n°. 457, bl. 47; n°. 511, bl. 99, en n°. 577, bl. 179 (i).
6 8 8 . P l a a t LXVJI. 1786.
V r i e n d s c h a p s - e n e e n d r a c h t s p e n n i n g .
Voorzijde. De Vriendschap, voorgesteld als een vrouw, met een vredetak in de rechter-
hand en een hoorn van overvloed tusschen den linkerarm, Staat bij een afgeknotte kolom.
Op den grond ligt plat uitgestrekt achter haar de Nijd, met zweep en fakkel gewapend.
Om d e n r a n d :
A M I C I T I A.
VRIENDSCHAP.
I n d e a f s n e d e :
I. M. L.(A GEMiN) F.(E0 1T)
Keerzijde. Boven, twee h arten, op een wolkjc rüstende en door een band omsnoerd.
In ’t midden:
B A N T
VAN
E E N D R A G T
Beneden, een guirlande e n , hier voluit, de naam des makers: LAGEMAN (®).
( 1 ) Een groote bundel stukken, de Munt te Ilarderwijk betreffende, berust bij den Heer J. H. van Geuns , te Dieren.
( ‘ ) Het ¡sartal 1 7 8 6 , dat op de plaat te lezen i s , is op dien penning ingesneden; even zoo vindt men dat van 1803 en van
andere jaren op exemplaren van dit weinig beteekenend penningje, voor 't welk toevallig nog een verloren hoekje op plaat
LXVII overschoot.
Op d e O r a n j e - S o c i e t e i t , d e n Öden F e b r u a r i j 1 7 8 7 o p g e r i c h t te O v e r s c h i e .
Voorzijde. Een oranjeboom, met vijf appels, zinspelende op den Prins, de Prinses en hun
drie kinderen. Het wapen van Overschie hangt aan den stam, achter welken zieh een op-
gaande zon vertoont.
In de afsnede leest men op een afhangend kleed:
DE S O C IE T E Y D VAN
O V E R S C H IE O PG E R IG T
D EN V?(bn) E E B R Ü A R Y
1 7 87.
Keerzijde. De Trouw omklemt met den linkerarm de zuil van Standvasligheid en houdt in
de rechlerhand een zwaard loodrecht boven een brandend altaar.
Om d e n r a n d (ten vervolge op wat op de voorzijde te lezen staat) :
B L E E E S T A N D V A S T IG EN G E T R O UW VOOR O RA N G E EN N AS SOUW
In Overschie (Zuidholland) woonden vele Prinsgezinden ,'w a t reeds vöör 1787 aldaar meer
dan eens hewegingen in dien geest veroorzaakt had (i). Een groot getal ingezetenen ald
aa r, buiteri voorkennis of goedvinden van het Gerecht vereenigd om zieh in den wapen-
handel te oefenen, beschouwde zieh als uitmakende de Schutterij^ der plaats. Den ¡SO81*5"
Januarij 1787 gaven echter Gecommitteerde Raden van Holland aan de Staten van dat Gewest
kennis, dat hun aanschrijving aan Baljuw en Gerechte van Overschie, om het aldaar
bestaande Genootschap van Wapenhandel te vernietigen, door voornoemd Gerecht aan gemeld
Genootschap in banden gesteld was om bericht, en dat zij alzoo nader het goedvinden der
Staten daarop wenschten te weten. Inmiddels kwam het gevraagde bericht: »Het Genootschap
oordeelde wel niet begrepen te zijn in de günstige resolutie der Staten van 7 September
1786 (*); doch was ook geen Genootschap te , maar een Schutterij van Overschie” . Na de ken-
nisgeving van Gecommitteerde Raden, begreep de meerderheid der Staten, dit bericht als een
uitvlucht te moeten beschouwen en zond terstond een postbode af, met last aan den Baljuw en
den Gerechte om het Genootschap onmiddellijk te ontbinden en de wapenen te doen neder-
leggen. Reeds den volgenden dag werden te Overschie de bijeenkomsten van het Genootschap
van wapenhandel of zoogenaamd Oranje-Corps verboden, terwijl de Officieren van Delft en
Rotterdam, benevens de Dijkgraven van Delfland en Schieland aanschrijving bekwamen om
ten strengste op de uitvoering der bewuste onlwapening te waken (8). Die van Overschie
echter, ziende dat de Genootschappen van wapenhandel te Soeterwoude, Oostvoorn, Naald-
wijk, Wassenaar en Watering door de Stalen beschermd werden, en niet ten onrechte oor-
deelende, dat hierbij met ongelijke mate werd gemeten, sloegen hierop een anderen weg in
en richlten op 5 Februarij 1787, als uit den penning blijkt, een Oranje-Societeit (4) op. Toen
nu later het zoogenaamde burgerlegertje opgericht en te velde getrokken was, herinnerde men
zieh wel, aan de Oranje-roi/e» (zoo noemde de Opregte Nederlandgehe Courant de Prinsgezinden
van Overschie) het hanteeren van wapenen te hebben verboden, maar ook tevens, dat
zij die wapenen nog bezaten. Daarop rukten te een uur in den nacht van 23/24 Au^ustus
1787 eenige ruiters en honderd man voetvolk van het burgerleger te Delft, met een stuk gesehnt
u it, overvielen ’s morgens te half-vier het dorp Overschie, bezetteden de toegangen,
( 1 ) G. P a a p e , t. a. p . , 1 . 1)1. 173 ; Vad. H ist. V e n ., V i l i . bl. 372.
( 2 ) Resolutie tot protectie van de Gewapende Genootschappen, Ned. Jaarb. , 1 7 8 7 , bl. 64 , 93 ; Vad. H ist. V e n . XVII. b l. 339
( 3 ) Ned. Jaarb., 1 7 8 7 , b l. 64 , 93 ; Vad. Hist. V e n ., XVII. b l. 339.
(■*) Dat de Oranjesocieteiten zich achter den naam van Opregte Vaderlandsche Societeiten verscholen, hebben wij reeds