
huü Gezant riäar herwaarts afgevaardigd, wëriddé reeds in het riajaár vári 1781 pogingeri a an ,
die de Fránsche Gezaht hièr té lande, de Hertog van la Váúgúyón; dndérsteüntíe;óm van biizè
Regering de erkeiining van de niëüwe Republiek te verkrijgén. Het iokâàs, den Nederlanders
aangebodcn, was het vooruitzicht o'j) een vboïdeëlig vèrbond van Yriëhdschdji ëri koophandcl
tusschen de twéë Gemeenebesten (*). Hbë men zith van dit laatste Hier të landë gouden bér-
gén vobrstëlde, zal o. a: uit de vo'lgendë pënningen big ken.
Bij de vrijè Friezeû vooral bestond warme ingenômehhèid iriet de AinerikaahscHè' káiñíjivéfch-
ters voor de vrijheid, een ingenomenheid, slechts geëvenaard door den bitteren háát ; diéii
men den Engelschen toedroeg ; en die zieh verklären liet als men het aantal Friesche kollen en
smakken rekende, door den vijand huit gemaakt (*). Van het sluiten van een afzonderlijken
vrede met Engeland wilde men in Friesland dan Öok niets hooren, en vruchteloos zou men er
iemand gewezen hebben op liet liooge belang, dat er voor ons in gelegen zou geweest zijn,
ons .met En^ëlààd te vë'rzoënën', alvbréñs wij Amerika erkenden, en vóoral aívoréns wij het
zoogenaamde concert met Frankrijk aangingen, dat ons later zoo verderfelijk werd (3).
In de Staten van Friesland, in Februarg 1782 als Landdag vergaderd, werd, op den 268^e11 dier
maand, op het verzoek van A dam s om zijn Gelöofsbrieven aan H. H. Mögenden te over händigen
, en op zgn daaraan toegevoegd adres, waarbij hij op kategorisch antwoord aandrong,
besloten, » dat aangezien A d am s niet onwaarschijnlijk eenige proposition zoude hebben te doen
en voorname artikelen en gronden zou kunnen ter hand stellen, waarop het Congres van hare
zyde in een tractaat van Commercie en Vriendschap zoude willen tre d e n men goed vond
de Gecommitteerden ter Generalitéit te authoriseren èn te gelasten, ter tafel van H. H. Mögenden
het daarheen te dirigeren, .dat A d am s met den eersten als Minister van het Congres van
Noord-America worde toegelaten (*).*’ Den verderen loop dier zaak, waarbij dezerzgds de
eerste stap door Friesland gedaan w e rd , zullen wij bij de beschouwing der volgende pennin-
gén behandelen, om bns voof* ais riog, bij dézën Fiiësbhën penning, tot Friesland té bepalèn.
Op dien penning Wordt öok de büitèngewone Landdag van April 1782 gëmeld. De Nederl.
Jderhoekeri van April 1782, bl. 521—528, makèü wél géwàg van hçt tocstaan bij die gèlegeri-
heid eëriër petitie van den Rääd van Staten voóí* èéri btíiteri^éwóüé uitrüsting ter zëë, vàn het
openen eenër negotiate ad f 1.000.000 ad 3% , èüz: ; maáí die bèslüiten warèn op zieh zelve
niët Van zo’odànig gewieht oih ze door èëh gedënkpénniüg të vêrëëuwigeh: ôrigetwijfèld hebben
de öntwerperä ze in verband inet het vorigè béscHbüwd ; als géíámeriÜijk strekkèridé ten
blijke van de goede gezindheid def Staten jegëris dé Amerikánéii èn van hüii afkeër ván èën
afzonderlijken vrede" mët Engeland en dèn Hertog van Brüriswijk mß
De gedenkpenning wërd geslagëh Öp last van dé Bürgëf-Sociétèit doôr Vryheid 'en Yvèr të
Lëèüwardèri.- Wëlké was dië Vérèehiging? in Hët Véi'tíblg öp de Vàdei:l: Historie, Í)éeí V.
bl. 162, wordt zij vermeld als » voor zoo veel wy weten, de eerste in onze Gewesten, die na-
derhand zoo vele navolgèrs hâdt?” Uit dëze woorden van deü schrijver (A. L o o sje s P z . ) zo u
( 1 )' Vad. H ist. V e n ., IV. bl. 33 ; àè Post van den Neder-Rhijn, I. bl: 123 ; II. b l. 488 ; IV. bl. 555 —556.
( 2 ) Wanhèer men de lijst inziet der schepen j tusschen 19 December 1780 en 5 Januarij 1781 genomeri ; zàl rrién verbaasd
staan over het getal schepen, wier bloote naam heu als Friesche kennen doet. Ziè ook Vad. H ist. V e n . , V. bl. 204—265. Dé
k o f - , smak- en tjalkbouw en reederij, tot 1781 zoo bloeyende in Friesland, ging tusschen 1781 eh 1813 te hîët en Xverfl lang-
zamerhand naar de Ommelanden aan het Stadskanaal vcrplaatst.
.( 3 ) Zie Rendorp , Memoriën, II. bl. 11 en 167.
{ * ) Ned. Ja e rb ., 1 7 8 2 , b l. 396—3 9 7 ; Va3. Hist. Verv:, V. bl. 129.
(®) Het eerste blijkt uit de verklaring van den penning, waarbij men vergelijke de Post vàn den Nèdefrhtjn; h°. 5’4 en 74;
« over de gerügten van een afzonderlijken vrede” ; het laatste nit een rèquest, in dé Ned. J a e rb ., 1782 ; bl. 1 0 0 9 , gcplaatst,
waarin wij o . a. lezen : » de Societeit bad wel gewensclit èr ook iets te kühnen by voegen, als een sprekehd bêwijs der alge-
meene goedkeuring van U Ed. Mog. gedrag opzigtelijk en met bctrèkking tot den Hertog ván Brunswijk.” (Zié de brièven der
Staten van Friesland aan den Prins Erfstadhouder deswegens gcschrcven , iñ de Ned. J aerb., 1 7 8 2 , bl. 399—405 , 989—999.)
» Dbg zy vreesde daardoor te veel te zullen particuláriseéren èn gévaar loopen liaár gédrag eerdér stekónd en pasquilláht {sie)
dan dankbaar en welmeenende, gelyk het in daad en waarheid i s , te doen schijnén” (*).
t*) «Voorstel van 23 April 1782. «Dat ook icts particuliers ter applause strekkende van II. Ed. Mog. gedrag opzigtelijk don Hertog op de médaillé
voorkvram, aïs dat liy b. v. van don Vrics mer dm tehouder met teragtinge unerd aangcnm." Dit voorstel gedcclineerd om voorzigtige redenen.” M.S.S.
mén opmakéii ■, dat hij géndéíiide Sofeiétéit áte dé eerst tíjigérichte pólitieke d iib iü patrlot-
schen ziü béschóuwdé: Dit was efchter géérisziíis het géval: hadr oorspronkélijk doél wds
hañdel mifet hét buitehland, scheepsréederij , spéculátien, bijv. bp zoüt uit St. Ubés¿ op' wijri
üit Bordeáüx ,* bp ta r# é üit Daiitzig | enz. Iedér deélgeñoot dér Sbciétéit, d ie , ook volgéntó
den schrijvef van het Vervolij der Vadirl. H ist-.; üit kdbpliedéii éü reeders bestbnd, koh ook
deelgentiót diér oüdéíñemirigéri zijü; Zoo was het ¿ltháns Van 1772, toeii dé Societeit nog in
Háar opkomst wás, tot iñ! 1775 (i): Ondeir detí invloéd van de vérliézeri, b'ij den obrlog met
Engelaiiá geledétt, tá n dfeñ áíilst&ñd Ván deh haüdel éü van deú wi-bk; hierdoor bij dé Ledéñ
der Soéiéteit dñítátáan | hét hátuürlijk; dat zg ; op hiidné bijéfeiikomstéíi ziéh niet laiiger
met hún ódtsprdfikelgk ddél kdnhéfídé bézig hóüdén, sil iriéér en inéér de ¿iblitiék tbt Két on-
dérwérji hünrier besprekiiigén maakten, en dé Sbciétéit ál spoedig géhéél van p'blitiékéri üart
Wérd. Haár handelingen in 1782, in 1784 en in 1787 ademen dad dbk geheel dén sterk üit-
gedrükten patribtschén geést (3): Wáárschijnlijk is dé Sociétéit, Wier Léden, everi ais eldérs,-
grootendeels bestonden uit lieden van den gegoeden éú défli^éh burgérstánd éri vooral uit
Dobjiágezindeii; die toen nOg üit de ¿égéring gésloten Wárétí, hun bijeéíikomsíén hieldeñ in
het Éwarte krü is, iñ dé Niéuwe stad , in hét laatsgemélde jaar bij de hérdtélde ordé vaü ¿aten
té üiet gegaan. Dé zoódáüigéh biidér h éü , áls zich door dé héftigliéid Hürinér páíribtséhe
gévtíéléíis ’t riiéeát 6p déñt vdotgítííid haddéü géstéld, ráaktén hiet -iVéinig iñ! angát hét léven
te Vérliézeri i gélrjk zij reedé; vbbr zob Verré zlj ¿ich niet in tijds door dé vluéht haddcn wé-
tétí té réddeñ, zich vari hun Vrijheid ééri i^ijl béroofd ¿agen (8);
Het vbórstel ofñ den bbvéñ béáchreveri penning te dberi slaan, wérd gedaan iii eéri büitén-
géwdne vergádéring der Sbéieteit den 228ten April 1782; en gendegzaáffi éénp’árig go’édge-
( 1) Dit blijkt uit dé M. S . ÿfotuleh dér Societéit eh vooral uit ¿ e t modél der reccptfé voor dé niehwe L e a en , die tôt gehéini-
houdihg vèrbohdeh werdéft i » Ohiè obghièrkeh èn bédoélihgen zijfl;b'ih zoo mbgclifk ons zelvén eh ons viÔerland van méèr riùt te
worden, om dôor middel onzer byeenlcomsten meèrdére, kundigbeid te verkrijgen aah zaken van Koophandel en wat.mcn al
verder met voOrdeel voor zig o f ten nutte van den Burgerstaat in ’t algemeen zoude kunnen ondememen. En teffens inzonder-
heidt, om door eene spéciale kennisse aan malkander, en een daardoor meer gevestigd onderling vertronwen, de gelegenheid te
krijgen om door zaamgëvoêgdè kragten uit te voeren al zulke ondernémingen, als mèn zonder zulks noe voordeèlig, hoe riut-
t ig , hoe wel begrepen en gecontracteert, tot zijn leedtwezen niet zelden moet agterlaten, om dat ze voor particulière Vermögens
te zwaar en gewigtig o f in den nitslag te dangereus en hachelijk zyn.”
( 2 ) ïn 1782 blcek zulks nit dèn geslagen penning. In 1784 verèerde de Societeit 100 dukaten aan het Vrijcorps te Leeuwarden,
als bijdràgè tot het goedmaken van eènige kosten. Vad. Hist. Ve rv ., IX. b l. 3 9 : en in een brief vàn 20 Maart 1787,
aan den Amsterdamschèn Burgemeester H e n d r ik IIo o f t D z ., ten gëlcide Van een exemplaar vaii dèn penn in g , hem tôén rtog
aangeboden, leest men: »Voor weihige jaarcn, toen Frieslands gècô'mmitteérde Staaten ten laridsdage" de liëfde en wellust waren
van een vry volk en zieh voor de Bondgenooten verhièven tôt waàrdige voofbeelden vàn havolging, was bë t ons iùeer dan
geoorloofd aan Hun Ed. Mog., èn teffens daardoor aan de gèheele Republicq, openbaar bewijs te doen dat ook deze onze So-
cieteit zoodanige betragtingen op den regten prys wist te stellen èn hobgst dankelyk wist te erkennen. Thhns vinden wy bns
met hét gahtschè volk vari Friesland gëdrevën in die eng te , dàt wÿ öhs1, zoo a l hièt als doof eh blind ; teh minsteh àls stom
moeten gedragen hy schier allés wat gèhëürt.” ènz. e n z .
( 8)‘ W. Wopkes behoorde z èlf onder de laatstgemelden. Zie zijnè krachtige taal deswegéhs in de Vrijë P rié s, VÏII. bl.
308. De nameh van de leden der Societeit waren öp 20 April 1783 de navolgende: K. Kroon , F.' F. i>E IIa a n , II. va n
Wicheren , Sybolt Sjoerds , T .v a n der Wa l l e , (*)' (2aeDirecteur der Societeii), Â. Blombergen , A. Vf {Correspondent),
T. Oldersma, Ype Ga t s , M. v a n der Veen (Séerètaris), J. Ga t s , J. Ze pbr {Corresp.j , J . v a n ÀltenX , f f . Blök; W.
Wopkes , D. Rüitinga , K. Gortbr , H. Balk , J . Reitsma , C. J. Feddbs , Chr. B isschop , Dr. U . Cats , S. Cats ,
J . II. Hbimans , S . Siebolts , W. Ruitinga , V. Hèringa , Mr. T; HaitSma , Mr. R. H. v a n Altena , P . Z eper , F. de
H a a n , G. Kroon, Jacob de Ha a n ( f ) , P . Cats èn Mr. TJ. J . Huber.
t*) Toen Tjabrd van der Walle en Ybeltje Gisberts den 17 November 1778, hun zilveren briiiloft te Leeuwarden vierden, verrastten de disch-
gcnootcu het zilveren paar met ccncn door B. C. van Calkeb fraai gesnedeu penning,' die zeldzabm voorkomt en waarvan de keerzyde dit vergjc drangt:
LTEFLDK VIEL ONS *T HUWLIJKSJUK,
SCHOON NIET ZONDER PRANG EN DRTJK
VUF EN TW1NTIG JAAR GEDRAAGEN.
GOD, DIE ONS VUF TELGEN GAF,
NAM DIE FÄNDEN ÖNS WEER AF,
NA ZIJN HEILIG WELBEHAAGEN.
WU GETROOST DOOR ZUNEN GEEST
ZEBN VAST UIT NAAR ’T
HEMELSCH FEEST.
if) Grootvadcr van moederszyde cn noamgenoot van den steiler dozer noot Jacob D.
keurd.