
De mjore landman ju ic h t, zyn Vryheid is hersleld!
Ca p e l l e n zegepraelt op baetzuolit en geweld /
aen een Keten van hetzelfde metael hier aen doen hangen. Aldus gedacn in Twente in het
Jaer onzes Heeren MDCCLXXXHI op den 25 September.”
Hier volgden de onderteekeningen van 49 Boerrichters, vdor zoo verre deze schrijvèn konden,
wat bij een achltal niet het geval was. Ca p e l l e n betuigde, bij een b rie f, den 20ston April 1784
uit Zwolle geschreven, zijn dank over het geschenk aan de »Eerzaeme Boerrigters, Zetters,
Kerspelsmannen of Gevolmagtigden der Gerigten van Oldenzaal, Ootmarsum, Enschedé, DeU
den en Borne, en onderhorige Dorpen.’s # ^ »Het blijk van goedkeuring van mijn gedrag,” lezen
wij daa rin, »is my zeer aangenaam geweest.- Het zoude dit echter nog meer geweest zijn ;
indien gylieden had kunnen goedvinden van u, op mijn herhaald verzoek,'. tot een gansch on-
kostbaar getuigschrift op perkament te bepalen (i).”
Het wäre geene gemakkelijke taak, zelfs nu er bijna tachtig jaren sedert het verscheiden van
Jonker J o h a n D e r k van der Ca p e l l e n t o t d e n P o l verloopen zijn, een onpartijdige schets van
zijn leven en bedrijf te schrijven (2). Op het einde der vorige eeuw was zulks, te midden van
h.et hartstochtelijk woeden der par.tijen, ondoenlijk; thans, nu een aanzienlijk tijdsverloop ons
van die dagen scheidt en wij met kalmen en min benevelden blik personen en zaken kuimen
beschouwen, valt het nog moeilijk, het valsche van het wäre, den schijn van het wezen, be-
hoorlijk te schiften. De getuigenissen loch, die Ca p e l l e n s tijdgenooten over hem velden,
staan lijnrecht tegen elkander over; zij bevatten vergoding of verguizing van den beroemden
of beruchten Ridder (3), al naar mate van de parlij, die ze te boek stelde. Gelukkig brengt
de aard van onzen arbeid wel mede, bronnen op te geven en toe te lichten, niet, over de
personen of gebeurtenissen, die wij in ’t licht stellen, eenig beslissend.oordeel te veilen. Wij
vergenoegen ons d u s , ook h ie r, omtrent den in elk geval merkwaardigen man (*), die een wel
körte, maar belangrijke rol in het besproken tijdvak speelde, zoo veel te zeggen, als ons be-
stek yeroorlooft en tot goed verstand der zaken dienen kan.
J o h a n D e r k van der Ca p e l l e n stamde af uit een adellijk geslacht, dat vooral in het Graaf-
schap Zulphen gevestigd was en waarvan vele leden gedurende den tachtigjarigen oorlo" of
later, diensten aan den Staat liadden bewezen ( e ) . Zijn ouders waren F r e d e r ik Ja c o b D e r k
van der Ca p e l l e n , Heer van Appeltern, Altfoort, Boelenham, Hagen enz .,en A n n a E l isa b e th
v a n B a s se n . Hij werd den 2den November 1741 te Tiel geboren en door zijn grootvader D ir k
R e y n ie r v a n B a s se n opgevoed. Eerst bekend als Ca p e l l e n van Sagen, maakte h ij, na zijn
huwelijk, op 4 Julij 1766, met H il l e g o n d a A n n a B e n t in c k , een Overijsselsche jonkvrouw, in
- C ) Bijl. M ., b l. 237— 245 van het werkje van F. Adr. van der Kemp, Historie d e r Admissie in d e Ridderschap van
Overyssel (1772) van Jkr. J . D. v. d . Capellen c n z ., Leyden 1 7 8 5 , gewoonlijk 245 b l.’ Zio Alg. Vad. L e t t,, VII. bl. 1G9—
1 7 2 , alwaar VII. bl. 5 0 8 , nog een Vijfde vervolg en slo t am het voorgaande, Leyden, 1 7 8 5 , bcoordeeld wordt. Vad. I iis t. Verv.
VI. b l. 855—3 5 9 ; den P o s t, V. bl. 675.
( * ) Scheltema, Staatk. N ed e rl., I . bl. 2 3 1 , zegt zcer voorzichtig: » Veel zouden wij van zijn character kunnen z eg g en ,
doch laten dit aan het volgende geslacht over.” Verg. v a n Kämpen , Vaderl. K a ra k trek ., II. bl. 674— 679.
( * ) Men vergelijke Van der Kemp, de Admissie enz., bl. 61—98; Bilderdijk, Gesch. des Va d e rl., XII. bl. 154.
( 4) (De Bosch Kemper) ip de Staatkundige p a rtijen in Noord-Nederland, Amst-, 1 8 3 7 , b l. 2 5 9 , zegt: » Even als in Frank-
r ijk , had de N. Amerikaansche vrijheids-strijd.in ons vaderland menig een in gecstdrift ontstoken. Even als Lafayette, zoude
ook liie r een Overijsselsch cdelman zieh onder de vanen der vrijheidszoncn gcschaard hebben, zoo de Nederlandcr met
dezelfde gemakkelijkheid als de Franschman, vrouw en kinderen had kunnen verlaten. Met gelijke gecstdrift als de zoogc-
naamde held d e r tw ee toerelden be z ield , bczat v . d. Capellen t. d. P .,‘ meer scherpzmnighcid en doorzigt, meer inwendige
overtuiging en zedelijke braafheid, meer gcmatigdlieid en minder kleingeestige praalzucht dan de Fransche Marquis, maar
evenveel onvoorsigtigheid en voorbarigheid. Met daad en woord stond hij de nieuwe vrijheidsbeginselen voor."
( * ) Zie de lcvcnsschetsen van sommigeu onder hen bij Kok, Chalmot, Scheltema en Van der Aa , en voorts de Gedenkschriften
van Jonkheer Alexander van d e r Capellen, Heer van Aartsbergen, Boedelhof, Me rve lt, beginnende me t den
ja r e 1621 en gaande to t 1 6 3 2 , bijeenverzameld en uitgegeven door Jonkheer R. J . van de Capellen, Utrecht, 1 7 7 7 , 2 deelcn.
Daarin is het leven van Gerlach van der Capellen ( f 1 6 2 5 ), beschreven door P. Gaukelius , Conrector te Zutphcn 1626,
lierdrukt. Zie ook Van der Kemp , ITistorie d e r Admissie, b l. 2—25. In de verkooping van Van Dam van Brakkl, 1859ä
was n°. 2 4 1 , Geslachtregister van den hu isex an der Capellen, in M.’S . , aanwezig.
1770
1770 nanspraak om van de Havezathe den Bredenhorst in de Ridderschap van Ovcrijsscl ver-
schreven te worden. Iloe vele zwarigheden de toelating van Ca p e l l e n ondervond, kan men in
de historié daarvan, door,V a n d e r K emp in 1785 uitgegeven, op bl. 29—58 breedvoerig vermeld
vinden. Genoeg zij het, hier aan te teekenen, dat hij eerst den 20*“*» October 1772 zil-
ling nam in de vergadering van Ridderschap en Steden van Overijssel. Waren ’s mans voor-
zaten achtereenvolgens trouwe vrienden en raadslieden der Stadhouders geweest, en was ook
nu een zijner neven, volle broeder van den bekenden Ca p e l l e n v a n d e Ma r s c h , Kamerheer bij
Prins W il l em V ( l ) , nog geen jaar nadat Jonker J o h a n D e r k zitting in de Staten h ad , bleek
h e t, hoe h ij, verre van de parlij des Erfstadhouders te zijn toegedaan, geheel het spoor vol-
gen wilde, hem aangewezen door zijn grootvader en opvoeder V a n B a s se n , die als een ver-
klaarde tegenstander van het Huis van Oranje bekend stond. Groote opspraak yerwekte dan
ook het advies, door hem over de Auymentatie der Land- en Zeemagt, op 2 September 1773
in Overijssels Vergadering uitgebracht ; en geen wonder, dewijl hij zieh, in strijd met het ge-
voelen van den Prins, die bij de zitting tegenwoordig was, en met dat zijner mederegenten,
verklaarde tegen een vermeerdering van de landmacht;, en zijnerzijds aandrong op vermeer-
dering der zeemacht (2). Do uitkomst bewees, dat het met beiden even erbarmelijk gesteld
was, en dat het dus eigenlijk alleen de vraag had moeten zijn, welke van de twee ’t eerst
hersteld moest worden. Dat nu al wie een aanstaande vredebreuk met Engeland vreesde of
wenschte er op aandrong, dat men met de zeemacht beginnen moest, was natuurlijk ; en
vervuld van de noodzakelijkheid, overdreef hij wellicht de bezwaren, tegen de vermeerdering
der landmacht bij hem gerezen, en de voorstelling van hetgeen deswegens gevorderd werd ,
toen hij zeide te vreezen voor »de natuur, eigenschappen en gevolgen van eene groote staande
Armée in ’t midden van een klein volkje.”
De kennis, die C a p e l l e n van ettelijke vreemde talen bezat, o,. a. van het Engelsch, dal toen
hier te lande nog weinig beoefend werd, stelde hem in Staat, naamloos, de Staatkundige ver-
h a n d e l i n g ooer de noodzakelijkheid eener icel ingerigte Bxvrgerlandmilitie van den Heere A n d
r e w F l e t c h e r (Amsterdam, 1774), vertaald in ’t licht te geven (3) ; een werkje, dat la te r,
in 1783/84, toen de gemoederen tot een algemeene burgerwapening neigden, zeer in trek
kwam’ en zeker, in verband met zijn advies over de gevaren eener staande armee, niet weinig
strekte om zijn populariteit te vermeerderen bij al wie verandering wenschte in den duffen
en zorgeloozen toestand, waarin lange jaren van weelde en gemak onzen Staat en zijne re-
genten gebracht hadden. C a p e l l e n was wat men eigenaardig een ijsbreker noemt; maar hetbre-
ken van harde zelfstandigheden, zelfs van vermolmde instellingen, gaat zelden door zachte
middelen en paart zieh doorgaans aan het plegen van min of meer geweld. Dat bleek ook bij
de botsingen, die tusschen Groot-Brittänje en zijn koloniën in Noord-Amerika onlslonden, en
den 19den April 1775 in een openbaren oorlog overgingen. De Engelsche Regering, zieh ge-
noodzaakt ziende, al hare beschikbare troepen naar het tooneel van den opstand te zenden,
en in het hierdoor ontstaand gemis aan genoegzame manschappen op eigen grondgebied wen-
schende eenigzins te voorzien,.wendde zieh tot onzen Staat, met het verzoek over heit corps,
de Schotsche brigade genaamd, dat in dienst Hunner Hoog Mögenden stond, gedurende een tijd
lang te mögen beschikken.
Het advies, door Ca p e l l e n op 16 December 1775 over dit onderwerp uitgebracht, en weldra
algemcen door druk en nadruk (+) verspreid, baarde nog meer opziens dan zijn vroeger advies
over de augmentatie. Rrachtig verklaarde hij zieh tegen het voldoen aan ’t verlangen der Engelsche
Regering: dat was, volgens hem, partij kiezen, terwijl in onzen machteloozen toestand stipte neu-
traliteitons eenig redmiddel was. Bood men Engeland hulp, het zou der Amerikanen aan het bond-
( 1 ) Zie Het gedrag van Jr. A. P. van der Capellen aan het Publicg door hem seinen opengelegt, 's Gravenhage, 1784;
V. d. Aa , in »., bl. 154— 157. .
( * ) Capellen, Regent, bl. 1—4 ; Chalmot, bl. 6 9 ; V. D. -Kem p , Admissie, bl. 5 7 , maken van 'sPrinsen tegenwoor-
(ligheid gewag.
( 3) Zie de Voorrede der vertaling voor h e t mede door Capellen bezorgde en later te vermelden werfc van Pr ice, bl. 4.
( * ) Blijkens de aanteekening (* ) b l. 7, der Bedenkingen omirent het vertoog van J r. van d e r Capellen , » Over de onwet.
tigheid der Drostendiensten,” door Frank de Vr ij (F. A. van der Kemp).