
— 242 —
wordingen, die de positie opleverde, waarin hij zieh, in de twee laatste jaren vooral, had bevonden.
Zijn nagedachtenis werd in proza en poSzy ruimschoots gehuldigd of beklad (*).. Zijn lijk
werd in den gewonen grafkelder der familie C a p e l l e n te Gorsel begraven, doch met dat zijner
echtgenoote, Vrouwe H il l e g o n d a An n a B e n t in c k t o t W e n k e r e n , in 1785 overleden, naar een
familie-grafkelder in het open veld, door vier neven van J. D. v. d. C a p e l l e n en zyne weduwe
gesticht, overgebracht. Nadat den 238ten September '1787 het wapen der familie C a p e l l e n , op
een witte naald bij dezen grafkelder te vinden, was afgehouwen, en bedreigingen van geheele
vernieling gedaan waren, liet de Graaf van R e c h t e r e n v a n W e s t e r v e l d de lijken van zijne
seboonouders daaruit lichten. De blinde partijwoede echter had bet op het gedenkteeken geladen,
en deed h e t, den nacht van den 64en op den 7^®n Augustus 1788, door buskruit in de
lucht springen (3) ; een daad van wändalisme, die algemeene afkeuring ontmoette.
6 1 4 . P l a a t LX. 1784.
Be 1 o o n i n g s p e n n i n g v o o r h e t s l u i t e n v a n h e t o p r o e r te L e y d e n ,
in .1 iin ij 1 7 8 4 .
Voorzijde. De Maagd van Leyden, kenbaar aan haar wapenschild, treedt met de voeten en
doorsteekt het Oproer, als een schooyer voorgesleld, met toorts en zvvaard gewapend.
Om d e n r a n d :
VTRTVS CIVTCJA.
BURGERTROUW.
( 1) I saac do P o t , Lofreden op Van der Ca p e l l en tot d en Po l , uitgesproken te Zwolle den 16Jon Aug. 1 7 8 4 , opge-
dragen aan de leden van het Sclnitters-Gen. te Zwo lle , door Imn medegenoot, Amst., 1 7 8 4 , met een vignet van J. Boys en R.
Vin k bl bs . Verg. Vad. Hist. Verv., IX . hl. 9 6—101. H e n d rik Berg , Luth. Pred. te Deutichem, Lijkrede op V. d . Ca p e l len
. De P o s t, V. bl 750—760. Voor Ca p e l l en tot den P o l , Amst., 1 7 8 5 , bevattende gedickten van J . Vekvker (wien
de cerprijs van 60 gouden dukaten was toegewezen), verder van G. J . G. Bacot en J. Nomsz , en een Prozastuk (van Fe it h ?),
g etiteld, M irtillis ; Gedenkzuil voor J . D. van der Ca p e l l en , Ro tt., 1 7 8 4 , bevattende gedichten van Agnjta van Du c k ,
A. H. IIaoedoorn, J an Verv e er , J . de J onoh, de J onqe, J . P . van H e e l e n , G. J . G. Bacot, J akob van Di j k , D . E rke
lens , Marie P a a p e , geb. van So u ie , B. Fremery, Adriana van Overstraten, J . B essen, S. van de Graaff ( * ), S.
Menkrkn, J . VAN„ Wa l r e , II. ässcrenberg, P . Bo scu B o is , J . de Kruyff, A. L oosjes P z . , W. van Ollefen Caspersz. ,
V. B e e k , C. W ebbers, B . P e e l en , F . van Aken J r . , J . v a n L i l , W. v . d. V en D. van Stolk. Verder: J . N o u s z ,
Capellen op z j n s t e rfb ed, en J . Nomsz, Nagedachtenis op C. t . d . P o ll, hetzelfde gedieht als in den bundel Voor Capellen
to t den Po l opgenomen. Ook verscheen er een Zamenspraak in het rijk d e r dooden tttsschen Will. Heemskerk, J .D . Baron v . D.
Ca pellen tot de P o l l , J on. Oldenbarnkvelt, J an en Corn, d e Wir e» P etros Bormannos— . Zelandos (Bellamy ?) hij den
dood van den onsterfel. Ridder B n . V. d. C ., Utrecht, 1 7 8 4 , 4 st. — Rouwklagt en G rafsch rift op den dood van J . D. Bn . V.
d . C. enz. Op zw a r t papier' met w itte letters gedrukt. Vergood wordt Capellen in het vuile profane boekje Patriottische
Catechismus o fte onderwyzinge in de suyeere xoaare pa trio ttische gevoelens d e r Nederländeren. Tot ’s Hage in het Haagsche Bosch
ten dienste der Vorsteüjke hinderen; terwijl er een geheel andere g e e st, ook tegen Capellen , ademt in de reeds vermelde Parodie
op de Vaderlandsche Feestzangen, door den Heere P . Vreede , voor eene maaltijd te r aankweking van Vrijheidliefde, gehenden
bij de Garnaahojvenmarkt in het Doelistehuis den 26 A p r il 1783. Zie verder den Po st van den Neder-Rhijn, 1 7 8 4 , e n ,
als tegenhanger, den in 1785 versehenen 103 bl. beslaanden Ltjkbundel, met 34 den bittersten liaat tegen C. ademende stuk-
ken in rijm en onrijm, onder den titel: B e Vrijheid te r vereeuwiging van den Overijsselschen Ridder 3* D* Baron van der Cap
e l l e n , Heer van den Pol. Tot een Spiegel Aller Volken. Om bij desyfysyfysßMauQ Lijkbundel en Keurdichten d e r Heeren Allart
en Holtrop gevoegd te worden. Te Parijs, 1785. Hoe men over den vroegtijdigen dood van Capellen möge denken, veel
waars bevatten de woorden van (de B osch Keuper) Staatk. P a rtijen , bl. 2 7 2 , d a t, »in den toestand der zaken van 1 7 8 4 , C.
t . d. P. misschien de eenige man w a s, die door zijnen invloed op het v o lk , dcszclfs uitspattingen h ad kunnen voorkomen.
Met hem verdween de band tusschen de aristocratie en de democratic, welke reeds verslapt was door onderhandelingen, welke
de eerste met den Prins had aangeknoopt. Beide partijen stonden thans afgescheiden van elkander."
( * ) Ned. Ja a rb ., 1 7 8 8 , b l. 1427—1430. Van de begraafplaats bestaat een plaat van Vef.lwaard en twee kunstplaten,
met een Berichtgevende beschouwing over d e Begraafplaats des Edelen Geslachts V. d . Capellen , door Mr. W. H. Sels. Zie
verder den Navorscher, II. bl. 5 4 , IV. bl. 2 6 ; Vad. Hist. Verv., Dee l XVIII. bl. 200—2 0 5 , inet eene afbeelding aldaar. Portretten
van Capellen bestaan er naar Caldenbach, door Catuelin en door Vinkeles geiitst, met een vers van J. de KruySf .
Zie ook Stuart , III. bl. 236. Ook bestaat er een Bericht wegens de inzameling van penningen to t d e oprichting van een Nationaal
Monument te r gedagtenis van . . . v. d. Capellen.. . . Onderteekend J . B. Bic k e r , B. E. Abbema , C. v an Le n n e p , J . A. de
Ro t h , O. W. J. Berg en anderen. Zie Ned. M e rc ., LVIII. bl. 130.
(*) Von dezen komt ook een Lijkzang op Capbllrn voor in G. Brendru a Brandis , Taal-, lncht- en [etterkundig Magatijn, Amst., 1 .1785, bl. 119.
In
H 243 1 S |
I n d e a f s n e d e :
S E D IT IO N ® C OM P R E S SA
9 — 12 IV N I I .
M D O C IiX X X IY
HET OPROER VAN 9—12 JU N IJ BEBWONGEN.
Op d e n v o e t :
I . G. H. (OLTZUE Y)
K ee r z ijd e . Een krans van eikeloof.
De geest, die bij het oprichten van het Exercitie-Genootschap te Leyden had voorgezeten,
was jüist niet in overeenstemming met d ien , waardoor zieh de volksmenigte onderscheidde,
d ie , over ’t geheel zeer Oranjegezind, niet dan met leede oogen dergelijke gewapende ver-
eenigingen, waarmede men wist, dat de Prins weinig ingenomen was, zieh zag vormen. Aan
opruying van de zijde van lieden, die op den maatsChappelijken ladder hooger stonden, ont-
brak het n ie t, en zoo was het reeds herhaaldelijk gebeurd, dat leden van ’t gezegd Genool-
schap door ’t gepeupel met scheid- of smaadredenen beleedigd waren geworden, ln Junij 1784
echter openbaarde zieh de stemming der Oranjelieden op heftiger wijze en hadden e r , vooral,
als later bleek, op aanhitsing van zekeren broodbakker, T r a g o genaamd, ongeregeldheden
plaats, die het anders zoo stille Leyden tot een schouwtooneel van onrust en verwarring
maakten. Inzonderheid tusschen den .7dou en lO ^ en dier maand was dit het geval. Toch schijnt
het ergste, dat er voorviel, zieh bepaald te hebben bij het met slijk en steenen werpen naar
dezeu of genen Vrijkorporist en met het inslaan van eenige glasruiten, e n , al mocht dit on-
geoorloofd en strafbaar heeten, een eigenlijk oproer, d. i. een » verzet tegen de Overheid” ,
kon het niet genoemd worden. De zaak kon echter van bedenkelijken aard worden, en de
meer gegoeden begonnen, niet zonder eenigen grond, te vreezen, dat het graauw, eens aan
’t hollen1, tot plundering mocht overslaan. Het gevolg hiervan was, dat op den lO d e n Junij
een publikatie door de Overheid werd uitgevaardigd, het scheiden, dreigen, werpen met
steenen en het dwingen der voor bij gangers om uiterlijke (Oranje-) teekenen te dragen, ver-
boden, en een belooning van f 1000 werd uitgeloofd aan hem, die den eersten aanlegger der
gepleegde baldadigheden zou aanwijzen. Dit stuk was naauwelijks bekend, of ’t bleek naar
den zin van sommigen nog lang niet krachtig genoeg te zijn; en naar aanleiding van een ver-
zoekschrift, door dertig welgestelde burgers bij de Heeren van den Gerechte en bij de Groote
Vroedschap ingediend, versehenen e r , op den avond van dienzelfden lO d en Junij, nog twee
publikatien. Bij de eene werd op aanranding van personen de straf van geesseling, op die
van huizen de doodstraf gesteld; bij de andere werd — en hier schijnt het voornamelijk om
te doen zijn geweest— het dragen van alle leuzen of teekenen, hoe ook genaamd, en het maken
van rumoer of geschreeuw, op strenge straffe verboden.
Meer nog wellicht dan de drie voormelde publikatien, bracht het inrukken van twee eska •
drons der Garde te paard de menigte tot nadenken, en Leyden werd rüstig als voorheen.
Enkele lieden, die aan de onlusten hadden deel genomen, werden gestraft, en onder hen de
bakker T r a g o . Deze werd met te-pronk-stelling, geesseling, gevangenis en bannissement gestraft
, en het vonnis ten uitvoer gelegd, in weArwil dat hij aan den Prins een smeekschrift
om gratie gezonden en deze voorloopige schorsing van de zaak gelast had. Deze beleediging,
den Prins aangedaan, en welke hij als een krenking van zijn recht van gratie beschouwde,
gaf aanleiding tot het wisselen van heftige schrifturen tusschen het Hof van Holland en de Regering
van Leyden (i) en had, door het vermeerderen der spanning tusschen de partijen, in der
daad gewichtiger gevolgen dan het zoogenaamde oproer, dat er aanleiding toe gegeven had (2),.
( 1) Zie Ned. J a a rb ., 1784, b l. 1838—1849; Resol. van H o ll., 25 Nov. en 9 Dec. 1784.
( 2 ) Zie Ned. Ja a rb ., 1 7 8 4 , b l. 1119—1132; Ned. M e rc., LVII. b l. 13— 1 6 ; Vad. Hist. Verv., VIII. b l. 265—284. —• F r .
van B e r c k h e y , Verzameling van stukken betreffende de onlusten te Leyden, in 1783—1 7 8 7 , waarbij ook originele brieven,
spotprenten e n z ., in 7 banden. — Hist. Catalog, van F r . M u l l e r , n°. 137, k—ij. — F. v a n A k e n , Aan de m u itzu g t, na het
Men