
Keerzijde. Een zoogenaamd tafereel, waarop, beneden eenige bekranste speeltuigen en z .,
het navolgende gegraveerd 0 p s c h r i f t :
AAN
Z T N E
DOORL. (oo h t ig e ) H O O G H .(eiid)
W IL L EM D E N V.
P R IN S E V AN O RAN G E
E N N A S SAU W
ENZ. ENZ. ENZ.
DOOR H E T
G EN O O T SC H A P .
Het voorberigt voor het eerste Deel der Proeven van Poetische Mengeist offen, door het dicht-
lieyend Kunstgenoot'schap, wiens eerepenning < wij beschreven, te Leyden uilgegeven in het
ja a r 1773, is gedagteekend uit ’s Gravenhage 18 April van dat ja a r, en vermeldt, dat het Ge-
nootschap zijnen oorsprong verschuldigd is aan vijf hoogschatters en beöefenaars der Vader-
landsche PoSzy, die tot beschaying van hun eigen vernuft en van hun werk eerst eene vastge-
stelde bijeenkomst hielden, waarna zg te rade werden, een dichtlievend kunstgenootschap op te
rigten. Zij ontwierpen eenige wetten, dachten eene spreuk u it, die het Genootschap voeren
zou, wekten eenige kunstlievende vrienden, ook buiten den Haag, tot medewerking op en be-
sloten eenige aanzienlijke heeren tot beschermers te verzoeken. De Raadpensionaris Mr. P ie t e r
S t e y n , de Raadsheer Mr. T h . H o og en de Oud-Burgemeester van ’s Gravenhage Mr. J a n H u d d e
D e d e l licteu zieh dat beschermheerschap welgevallen. Het Genootschap, oorspronkelijk be-
staande üit acht »gewone” of »werkende” en twaalf »buitengewone” leden (alien vaarzema-
kers) behalve de beschermheeren, werd , ten einde grooter luister te verwerven, met eenige
» eere-leden” vermeerderd. Daarbij kwamen nog » buftengewone leden van Verdiensten” en
eindelijk » aankweekelingen.” De oprigters van het Genootschap op den 4 January 1772 waren:
J o a n n e s v a n S p a e n , Predikant te ’s Gravenhage: Ca r o l u s V l ie g ; H erma nnus W ie lh e e z e n ; Ge r r
it B e y e r en J o h a n v a n H o o g s t r a t e n .
De eerste algemeene vergadering had plaats op het Prins Mauritshuis , op den 15 October
1772. Men besloot die jaarlgks te houden, om onder änderen de plegtige toewijzing en uitdee-
ling der behaalde eereprijzen te doen. Na het overlijden van den Raadpensionaris S t e y n ,
’twelk reeds op 5 November daarna plaats h ad , werden de Heeren Ja g . P h il . Baron van B o e t -
z e l a e r , Lid van den Raad van Staten, Mr. P. v a n B l e i sw i jk , Raadpensionaris, en Mr. H end
r ik F a g e l , Griffier van de Staten-Generaal, tot Beschermheeren verkozen. De vijf gewone
leden vergaderden om de veertien dagen, om de belangen van het Genootschap te be-
hartigen, de dichtkunst te beöefenen, de ontvangen vaarzen te beöordeelen — waartoe hun
nog drie andere taal- en dichtkundigen behulpzaam waren — enz. Zg waren verpligt, alle
maanden een dichtstukje, door hen opgesteld, te leveren en elkanders aanmerkingen, daarop
gemaakt, te onderzoeken. Ook werd er eene boekerij verzameld.
Men kan reeds uit dit voorberigt opmaken, dat dit nieuwe Genootschap, met talrgke beschermers
, buitengewone en eere-leden, als met zoo vele zonnen en gesternten omgeven, nog
al bloot stond aan aanvallen van nijdigaards of van spotters. Van daar welligt de betuiging
der bestuurders, dat zg niet verwaand genoeg waren om als eerste keurmeesters der Vader- 1
landsche taal- en dichtkunde aan anderen de wet te willen stellen. . . . , neen, » eene zuivere
Deez fiere Schoonheid, naast den Zangberg neergezeten,
Wier hauding en kleedy elks hart betoovrend s tr e e lt,
I s de eedle Dichtkunst, d ie , u it GodKjk zaad g e te e ld ,
Dus zieloerrukkend p r a a lt, to t luister d e r Poe'ten.
Twee Wicht}es, aan den dienst d ier Hemelmaagd geioijd
En onder 't ahnende Oog door zangmin aangedreeen,
Bewijzen, d a t geen last h um ’ lu st we erhoudt, en geeven
E en ju iste schets d e r sp reuk : K u n s t l i e f d e sp a a r t g e e n v l j jt .
zucht tot de meeste bevordering der volschoone Poezy was de drgfveer hunner handelingen.
Door deze drift bezield, hadden zg het durven wagen, de eerste fundamenten tot eenenkunst-
tempel te leggen
De kunsttempel werd opgebouwd: althans het Genootschap gaf de volgende werken u it,
die ten minste van zgn werkzaamheid getuigenis dragen:
I. Proeven van Poetische mengelstoffen door het Dichtlievend kunstgenootschap Kunstliefde
spaart geen vlijt,en Prijsvaarzen. Leyden e n ’sGravenhage 1773—1796. XIII Deelen, 8° (3).
II. Dichtstukken van hetzelfde Haagsche kunstgenootschap en hekroonde keurstoffen. ’s Gravenhage
1791—1799. I ll Deelen ,8 ° .
III. Nieuwe Dichtgewijde mengelingen van hetzelfde Genootschap. ’sHage 1804 1810. VIII
Deelen, 8°.
IV. Dichtoefeningen van hetzelfde Genootschap. l 8le Deel, 1813, 8°.
V. Wetten. ’s Gravenhage 1772 en 1781.
Na 1813 schijnt het Genootschap geene meerdere Dichtoefeningen te hebben uitgegeven. In
1818 trad het als nieuwe afdeeling toe van de Hollandsclie Maatscliappij van Fraaije Kunsten
en fVetenschappen (3).
401. P l a a t XLII. (1772)!
I n w g d i n g v a n h e t L u t h e r s c h e D i a c o n i e h u i s te A m s te r d am .
13 J a n u a r y 1 7 7 2 .
Voorzijde. Het gebouw van voren gezien.
I n d e a f s n e d e :
A VGSB: ( v r g o e v m ) yED IEIC . (i v m )
C O N D :(itvm) A N N : (o)
1 7 7 0
NE T GEBOUW DEB AUGSBURGERS GERTICHT IN D EN JA RE 1770.
Op d e n r a n d o f lg-st v a n d e n v o o r g r o n d :
C E L . ( e b r a t v m ) 1 3 JA N . ( v a r i i ) 1 7 7 1 (le e s : 1772).
GETIERD {of INGEWIJD) 18 JANUARIJ 17,71 (lees: 1772).
( i ) Vergel. Ned. Ja e rb ., 1 7 7 3 , b l. 573—5 8 2 ; Verv. Vad. H is t., XXIV. b l. 2 9 0 ; St u a r t , II. bl. 5 2 1 ; Hed. Vad. Let-
teroef. , 1 . 2 , b l. 363.
(3 ) In de Vaderl. L ettero e f., 1 7 9 2 , bl. 3 7 , leest men in de beoordeeling der Dichtstukken 1 7 9 1 , dat het Genootschap, sedert
1773 twaalf v oile deelen en het eerste stukje van het XIIIdc Deel der Proeven te Leyden bij T. va n F.yk en C. Vy gh (Deel
I is echter bp C. H oogbveen uitgegeven) in het licht gezonden liebbende, thans zich genoodzaakt had gevonden, om dat werk
voor voltooid te houden en eene nieuwe reeks, onder den titel van D ic h ts tu k k e n , te openen. Het hield evenwel voor wenscbelijk,
dat het 2ie stuk van Deel XIII nog eerst het licht zoude zien. Dit schijnt in 1796 te zijn geschied. Zie Catal. d e r boekerij van
de Maatsch. v. L e tte rk ., I . bl. 3 0 3 , waarin vele stukken van o f betreffende het Genootschap Kunstliefde spaart geen v lijt
• voorkomen. Zie I . bl. 2 6 6 , 2 7 0 ; Vervolg 1 8 5 3 /5 7 , bl. 26 en over de werken en handelingen van het Genootschap van 1773
en later (Deel I .) Vad. Letteroef. 1 7 7 3 , b l. 4 8 2 ; (Dl. I I .) ib. 1 7 7 5 , bl. 13 2 ; (Dl. IV.) ib. bl. 5 0 3 ; (Dl. V .) ib. 1778 , bl. 183;
(Dl. VI.) ib. 1 7 8 0 , bl. 244 ; (Dl. V III.) ib. 1 7 8 1 , bl. 6 1 2 ; (D l. XI. I)fb . 1786, bl. 6 0 5 ; (Dl. XI. 2 .) ib. 1788 , b l. 4 1 4 ; (Dl. X II.
I .) ib. 1 7 8 9 , b l. 3 0 0 ; (Dl. X II. 2) ib. 1 7 9 0 , hi. 2 0 6 ; (D l. X III. 1) ib. 1 7 9 1 , bl. 632 enz. Zie ook Vad. H is t., XXTV. bl.
3 6 0 , 1 774; Ned. J a e rb ., 1 7 7 7 , b l. 272—2 7 5 ; 1 7 8 2 , b l. 11 8 ; 1 7 8 8 , bl. 4 6 9 , 1789, bl. 2 1 2 , 1 0 0 1 , 1 732; 1 7 9 0 , bl. 7 5 ,
1 9 8 , 3 6 6 ; 1 7 9 1 , b l. 1557; 1 7 9 2 , bl. 2 0 3 ; 1 7 9 3 , 1)1. 2 7 9 , 1 428; 1 7 9 3 , bl. 1554; Algem. Konst- en Letterbode, 1788—1800.
II. 7 5 , III. 5 2 , IV. 75. en Boekzaal 1 7 8 2 , bl. 44—49.
( 3 ) J . de Bosch Kem p e r , Redevoering bij het 50ja rig bestaan der Holl. Maatscliappij van Fraaie Kunsten en Wetenschap-
p e n , den 21 Sept. 1850 gevierd te Amsterdam, bl. 24 (12). Vergelijk A . B e e lo o , 1572 — 1672 — 1772’ ( Nieuwe werken der
Holl. Maatsch. voornoemd. Deel III).