
P r ijs - o f b e l o o n i n g s p e n n i n g v a n h e t G e n o o t s c h a p v a n W i s k u n d e , o n d e r
.de z i n s p r e u k M a th e s i s S c i e n t i a r u m G e n i t r i x ,
o p g e r i c h t in 17 8 5 .
Voorzijde. Minerva zit bij een geknotte zuil, het zinnebeeid der bouwkunst; zij wijst met
de rechterhand op meet-, teeken-, aardrijks- en sterrekundige werktuigen of voorwerpen,
die haar omringen, en ziet neder op drie knapen, waarvan een voor haar nederknielt en een
ander met een passer bezig is. Een hemellicht bestraalt dit tafereel. Op den achtergrond
ziet ^ men een kasteel en een schip, zinspelende op vestingbouw en scheepvaart. De voorstel-
üng is niet gestempeld, maar gedreven, en de letters, aan beide zijden, ingesneden.
Om d e n r a n d :
M A T H E S IS S C IE N T IA R U M G E N IT R IX 1 7 8 5.
B E WISKUNBE IS I)B MOEBER DER WETENSCHÄPPEN.
Keerzijde.
Voor getrouwe
Di e n s t e n als Begüns
t i g en d Med e b e s t i e r d e r ,
geduurende twee J a a r e n , aan
deeze Maa t s c h a p p i j ge daa n,
is deze Gedenkpenning
Veree rd den WelEd. Heere
J. des Bo u v r i e
1 7 ^ 9 3 .
Het Genootschap der beschouwende en werkdadige Wiskunde, onder de spreuk Mathesis
Scientiarum Genitrix, . te Leyden, was een der vruchten van den tijdgeest waaronder het tot
stand kwam. Den 17d°n September 1785 opgericht en thans, hoewel in aard en werkkring
zeer veranderd, nog bestaande, was h e t, indien wij ons niet bedriegen, een uitvloeisel van
de Oranjepartij. De oprichting beoogde oorspronkelijk een kweekschool voor de land- en
zeemacht, vorming van zee- en krijgslieden. De oprichters waren P ie t e r v a n Cam p er , land-
meter en wijnweger, J a c o b u s v a n Cam p en , leermeester in de wiskunde, A. v a n G e n n e p , Student
in de rechten, B a r t h o lo m e u s v a n d e n B r o e ck. , kunstbeeldhouwer en leermeester in de
teekenkunde, en P ie t e r R i j k , metselaar en leermeester in de rekenkunde. Zij begrepen, »hoe
overnoodig het wäre, hier te lande schoolen te vinden, in dewelke de zeevaart en krijgskunde
werd onderwezen aan zoodanige minvermogende jongelingen, van wier moed, braafhcid,
schranderheid en begeerle tot eene van die beide wetenschappen blijken zijn. Doch de hoop
om zulks eenmaal gelukt te zien verdween weihaast, wanneer zij aanmerkten, dat in elke
stad van het Yaderland zulk een school behoort gevonden te worden; nademaal dan deze
jongelingen bij hunne aangevangen handwerken konden blijven, bij onbekwaamheid of zwak-
heid in de kunst, schadeloos daarvan af te zien, zonder tot bezwaar van het Yaderland te
strekken; en dat om in elke stad een school op te rigten, men niet weinig ’s Lands kas zou
moeten bezwaren.”
Het Genootschap telde honoraire en ordinaire leden, en begunstigers: het strekte zijn werkkring
uit tot »aankweekelingen van eer (studenten), dergelijke uit den burgerstand, begunstigde
aankweekelingen, weezen, leerlingen aangenomen in den rang van weezen.” Deze laatsten wer^
den alleen als leerlingen aangenomen op voorwaarde van » het Vaderland te land of ter zee te
dienen, of in de köopvaardij dezer Landen hun welvaren te zocken.”
Aan hooge bescherming ontbrak het deze vaderlandslievende inrichling gedurende de tien
eereerste
jaren van haar bestaan geenszins. De Graaf van B e n t in c k , Schout en Bailluw van
’sGravenhage, de Erfprins van Oranje, toen hij student te Leyden was, wierden bescherm-
heeren. Andere mannen van naam, als K in s b e r g e n , Z o u tm a n , Jo h a n Me e r m a n (1793 Voorzit-
te r), W e n s in c k v a n R o u v e r o y , T o l l iu s , F a g e l en B y l a n d , waren honoraire leden. In 1791
telde het Genootschap 57 honoraire, 53 ordinaire leden, 68 begunstigers, en maakten 92
kweekelingen uit alle standen van het onderwijs gebruik.
Behalve deze lessen bepaalden zieh de werkzaamheden tot het uitspreken van verhandelin-
gen in de algemeene en huishoudelÿke vergaderingen, het opgeven van prijsvragen aan de
honoraire en ordinaire leden en aan de kweekelingen. De behaalde prijspenningen werden
gedreven en kunnen dus in voorstelling verschillen. De gouden had gewoonlijk eene waarde
van 20 dukaten. Na 1794 hield het uitschrijven van prijsvragen spoedig op f1). Geschillen
tusschen de gebroeders V a n Cam pen en het bestuur, deden deze leermeesters (30 April 1794)
voor hunne betrekking bedanken. Een ander Genootschap, onder dezelfde zinspreuk, maar
in het Nederduitsch overgebracht, verrees nevens het oudere. Onder verschillende toestan-
den , nu eens meer dan eens minder günstig, bleef dit laatste tot op dezen dag te Leyden
in wezen en mocht in 1860 zijn 75jarig bestaan vieren (®). Het deelt thans penningen uit
als prijzen voor teekenwerk aan de leerlingen.
6 3 3 . P l a a t LXII. 1785.
E e r e p e n n i n g v a n h e t H a a g s c h G e n o o t s c h a p t o t v e r d e d i g i n g v a n d e n
K r i s t e l i j k e n G o d s d i e n s t , o p g e r i c h t 16 A u g u s t u s 1 7 8 5 .
Voorzijde. Tegen een altaar, op hetwelk een opgeslagen boek met het woord BIBLIA,
p rijk t, en in welks voetstuk het kruis der Liefde is uitgehouwen, leunt de Waarheid, in het
borstwapen en met het schild des Geloofs. Het anker der Hoop is tegen haar voet geplaatst en
het Alziend Oog bestraalt haar van omhoog. Van de rechterzijde schiet de afgrond vuurvlam-
men en pijlen op den Bijbel, doch kunnen dien niet deeren; terwijl de Waarheid op een
rots wijst, die zieh rechts verheft en waarop de letters MATTH.(eus) XVI. 16—18 (3) zijn uitgehouwen.
In de afsnede. Het wapen van Holland, op lauwertakken rüstende. — De Staten van dat
Gewest hadden namelijk, bij oktrooi van 30 Junij 1787 (*), aan het Genootschap hun »speciale
bescherming en protectie” verleend.
( 1) Een paar voorbeelden van den aard dier vragen. In 1792 werden A. J . De im a n en J . H. H tjbt met een gouden penning
bekroond voor een verhandeling over de vraag: «welke zijn de redenen, dat zoo vele jongelin gen , in de wiskunde opgeleid
" w°rdende, genoegzaam geene vordering betoonen o f w el vroeg dezelve verlaten ? En door welke middelen zijn dezelve weg
te nemen?” In 1793 schreef men als prijsvraag uit: » Daar de bouwkunst liare.regelen van de Wiskunde erlangt, in welke
" deelen der laatstgenoemde moet men ervaren wezen om een ervaren Bouwmeester te zijn ?”
( - ) Zie A. Montagne (Voorzitter van het Bestuur), Feestrede bij het v i j f en zeventigjarig bestaan van het Genootschap Mathesis
Scientiarum Gen etrix , Leyden, 1860. Van de werken van be t Genootschap zagen wij alleen het eerste d e e l, getiteld:
Mengehoerk en Prijsverhandeüngen, gedrukt voor rckening des Genootschaps, 1786. 1-Iet bevat, behalve voorbericht en
naamlijst, de verhandeling Het N u t d e r Wiskunde, waarmede P ie t e r va n Ca u p e n de eerste algemeene vergadering opende.
Verder le ts over de Wiskunde, van den adjunct-voorzitter A. v a n Ge n n e p ; ontbinding van drie prijsvragen, voorgesteld door
P. va n Cam pen , en v ijf Prijsverhandeüngen van de Studenten J. W. v a n Vel sen , A .. S. Altxng , J . v a n Co ev erd en , J .
Roeloffs en den Sergeant Ant . Reyst. In 1826 g a f het Genootschap nog uit: Grondbeginselen van Rekenkunde, 4 stukjes,
Leyden bij D. nu Saar . Zie verder Ontxoerp en hoofdoogmerk des Genootschaps voor de in 1787 gedrukte w etten, de Wetten
gedrukt in 1 8 58 , e n , voor het tijdvak 1785—1 7 9 5 , den Alg. Konst- en L e tte rb ., IX . bl. 8 9 ; X . bl. 1 2 1 , 193; XI. b l. 177.
( * ) »E n Simon Petrus antwoordende, zeide: Gij zijt de Christus, de zoon des levenden Gods. En Jezus antwoordende,
zeide tot hem: Zaüg zijt g ij , Simon Bar-Jona! want vleesch en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in
de hemelen is. En äk zeg u o ok, dat gij zijt Petrus en op deze petra zal ik mijne Gemeente bouwen en de poorten der hei
zullen haar niet overweldägen."
;:;(*) Opgenomen in het voorbericht voor het eerste Deel der Prijsverhandelingen voor het jaar 1 7 8 7 , bl. xx—x v iii .
O p