
— 86 —
Om d e n r a n d :
M EM N O H I Q VO D M AT ER S E R V A N D IS C IY IB U S ESTO. MDOCLXXV.
{Het Genootschap) Z U TOT BJEHOUD ZU N E R MEDEBURGERS, WAT MEMNONS
MOEBER fOOR HEM {was). 1775 g l ♦
Keerzijde. Een mirtekrans, binnen de ruimte waarvan de naam gesneden werd des be-
kroonden (*).
Gewoonlijk leeren wij uit de voorrede of inleiding van de werken eens Genootschaps de omstan-
digheden kennen, waaronder het is ontstaan. Ten opzigte van dit Genootschap is zulks niet het
geval,en alieen de penning wijst op het jaar 1775 (3). Het berigt, geplaatst vöör het Eerste Deel,
dat in 1776' verscheen, behelst niets aangaande den tijd, wanneer het Genootschap is opge-
rigt, en meldt alieen, dat »eene wäre en welberedeneerde zucht voor de welvaart van het mensch
elijke geslacht, aanleiding tot deoprigting heeft gegeven.” » Men merkte” (staat er verder)
» niet zonder aandoening o p , dat ons vaderland, hoe vruclitbaar in edele verstanden, weinig
of genoegzaam geen deel had in den roem der fraaiste ontdekkingen, waarmede de Genees-
kunst sedert een groot getal van jaren verrijkt was. Men schreef zulks toe aan het verzuim
van zoodanige hulpmiddelen, als bij onze naburen reeds gebruikelijk waren, waaronder men
de veelvuldige genootschappen telde. Het waren verzamelplaatsen der waarnemingen tot al-
gemeen gebruik. Zoo had men hier te lande de inenting onverschillig aangezien, die van el-
ders zoo veel lichts ontving.”
Het Geneeskundig Genootschap, onder de zinspreuk Servandis Cioihus, te Amsterdam geves-
tigd, schreef jaarlijks eene vraag uit, rakende de Genees- of Heelkunst. Gouden gedenkpennin-
gen, ter waarde van tien dukaten, of zilveren van gelijkegrootte, werden uitgeloofd. Het Genootschap
stelde zieh voor, daarbij telkens eenige aanmerkingen en waarnemingen voor de gewigtigste
takken der praktijk in ’t licht te geven, en noodigde de kunstenaren u it, de bijzonderheden,
hun voorkomende, niet verloren te laten gaan, maar mede te deelen, » zullende niets, hoe
gering, indien het nuttig schijnt, verworpen, n ie ts, hoe schitierend , indien nutteloos, aan-
genomen worden.” Dat het bij dit genootschap voorgestelde doel niet geheel gemist werd , ge-
tuigen de XVI deelen van zijne Handelingen, uitgegeven van 1776—1792. Omstreeks 1794
besloot het voortaan geene vragen meer op te geven (*), wat vermoedelijk'aan finanliSle rede-
nen was toe te sehrijven (s).
4 9 8 . P l a a t XLV. 1775.
Op h e t T w e e d e E e u w f e e s t d e r L e y d s c h e H o o g e S c h o o l.
. Voorzijde. Het borstbeeld Tan Minerva. Hanr gelauwerde heim p rjk t met het wapen van
Leyden; haar borst met het Medusa-hoofd ende Dil, op een roeispaan gezeten: —een en ander
D«ze voorzijdezinspeelt op de bekonde fa ta l van Memnon, dea zoon van Tithon an A u r o ra ,,d i. door Aehilles .e r d
gedood. Men w e e t, dat t a t lie e ld , hem ter e e r . in Egypte opgerlgt, en wnsrv.n de overblljf.ols nog voorbsnde« a ijn , de
eigensebap had, dat bet gelabt alo eg , wanneer het door de eerste stralen van den Dageraad (Aurora) getroffen e n , om zoo te
z eegeu op nienw ta zic ld werd. - Het omaebrift van den penning denkt alzeo den wen.eb « it , dat het Genootaeh.p e .n
zp“ e ntedetargem, even .1 . Anror. aan Memnon, een nienw leven geven mögt. De wegvliegende vogel U evenzeer Memnon,
a lt Wien, asob vogels opstegen. Zle O v id io s , Metern., Lib. X III. Fab. VIH. •
( t 1 De penning is door R am m « V isr .n i.e s afgebeeld v ü r bet eerste deei der Heniehnpm een het Gern»t. e te p , Amst. 1770.
( » ) S t o p p t , t. a. p . III. bl. 30 en I rre. IW . HM . , XXIV. bl. 3 6 4 - 3 6 5 , stellen bet jaar 1774. Zle ook Heder!. J e e rt. ,
1774', b l. 533—537.
(*■) A/gem. Konst- en Letterb o d e , VII. b l. 43.
s Zoo was ln 1 7 8 0 , toen bel XIV*. deel a lt bwam, de prlj. der derllen de e len/ 31:11, en die der vgft.en deelen (19
stnk. van / 37:16 later op / 00 verminderd; Krn.1- en L e tte r t. , I I . bl. 2 0 2 ; VII. h l. 43. Zle verder over dd Genootsetap
aldaar IV. b l. 19 5 ; Nieuwe Konst- en Letterb. , II. bl. 8 3 , 9 8 ; Ned. J aerb., (1776) b l. 68 8 ; (1777) bl. 78 1 ; (1778) bl. 78 7 ;
(1779) bl 6 1 6 - (1780) b l. 5 7 4 ; (1 701) b l. 1116; (1782) b l. 698 ; (1783) b l. 1 1 4 1 , 1 4 0 9 ; (1 790) bl. 1070; (1791) 1,1. 3 5 0 .
1234 en over d'e werken Deel I . : IW . Lt. (1776) b i. 4 8 6 ; D e e lV .: (1780) bl. 548 ;V ID .: ( .7 8 2 ) bl. 3 9 1 , VHA=(1702)bl.62. ;
V I I I ’• (1783) b l. 4 0 8 ; IX .: (1784) bl. 5 3 7 ; X .; (1785) b l. 7 2 ; X II.: (1787) b l. 4 8 0 ; XIII>.: (1 788) bl. 33 6 ; X I I . : (1 789) bl.
r ' x ? v (179Ó) ¿ ! ( . 1 7 9 1 , bl. .1 2 ; X V .: (-.791) ib. .7 9 3 , b l. . 0 5 ; XVI. = '(.7 9 2 ib. .7 9 4 , b l. 623.
' jsin-
- - o «vr» gwwiuucm ic ¿.cyuen, ter neioonmg van nai
wakkere verdedigmg, en op de verlossing der stad door hulp van de geroeide vaartuigen.
Om d e n r a n d :
A C A D EM IA L V G D V N O B A TA VA
LEYDSCHE AKADEMIE.
Onder het borstbeeld ziet men het leitermerk; T. v.(uo b.(»bck»i.)
Keerzijde. In een bloemkrans:
. L Y D I
S E C V I
A R E S
EEUWFEESTVIERING.
Om d e n r a n d :
H L EBO N .(yko) DAV.(id r ) G A V B IO E E C T O B E I I I ,
TOEN HIERONYMUS DAVID GAUBIUS TEN DERB EN MATT! RECTOR WAS.
49». P l a a t XL Y. 1775.
Op d e z e l f d e g e b e u r t e n i s .
Voorzijde. Minerva, onder een olijfboom gezeten, houdt een geopend boek in haar regier
hand in de linker speer en Schild, en haar ü il nevens haar. Aan den boom hangen de ,ra-
pensclnlden van Holland, van den Erfstadhouder en van Leyden.
I n d e a f s n e d e :
B. C. V.(AK) C.(ALCXfi)
Keerzijde. ln een krans, van olijf- en klimoptakken gevlochlen, leest men ;
ALTEBO.
S E O Y L A E I
ACAD.(em ia e ) BA TA VA E
IP SA . CYM. RE P .(vb l ic a )
EODEM. A Y C TO R E '
... E VN DAT AE
MDOCLXXV.
B I J HET TWEEDE EEUWEEEST VAN DE HOIDANDSCHE HOOOESCHOOl MET
HET OEMEENEBEST ZELE DOOR DENZEDEDEN GROMDZEGGER ’
GESTICHT. 1775 (1).
»na B o T 8 l l l f B g l l ä " ’O f T I “ * * E l P - " * » ' « . * » r P , „ . , v i »
k . - b ,
dc“ n “ “dere m H u i