
I il d c a f s n e d e :
IN T U E M O N AR C H O P 7 4 G U N S
B 11 0 K E T H E R E A l l O P T H E
D U T C H L IN E § TO OK T H E
A DM IR A L * S H I P
BR AK IN B E N MONARCH VAN 74 8TUKKEN DOOR B E AGHTERHOEBE BMR
HOLLa NBSCHE L IN IE EN VERMMESTERBE HET ABMIRAALSC1IIP.
De zeeslag bij Kamperduin is een oorlogsfeit, dal ons gelukkig alleen door Brittch* gedenk-
penningen herinnerd wordt. Wel hadden wijvroeger treurige nederlagen op zee cndervon.
den; doch nooit was het voorheen gebeurd, dat een Nederlandsche vlootvoogd tot strijken ge-
noodzaakt geweest en in gevangenschap was overgegaan; en werd er al in de Nationale Tergade-
ring voorgesteld, een gedenkpenning te doen slaan en uit te reiken aan hen, die ’tgevedht
hadden bj'gewoond, toch begrecp men wijslijk, die zaak, even als het ontwerp van een gedenk-
teeken te Egmond of Wijk aan Zee, te moeten laten rüsten en geen ophef te maken Tan een
nederlaag (1). Toch waren onze zeelieden te dier gelegenheid hun Toorgangers niet on-
waardig geweest; toch mocht het CommittA ran Marine zijn verslag of verdediging ter Yerga-
dering van 23 November 1797 over het doen uitloopen der Tloot besluiten met de getuigenis:
» dat de dag van 11 October in de Geschiedboeken van hef Vaderland den voorouderlnken
» hcldenmoed geen oneer zou aandoen, en dat alle regtschapen Nederlanders dikwijls met
» dankbaarheid zouden gedenken aan allen , die aan dezen ongelukkigeh, doch hardnekkigen
» zeestrijd haddeo deel gehad, en in het bijzonder aan h en , die hun Taderlandsliefde en moed
x met hun bloed verzegeld hadden.”
Wij hebben reeds onder n°. 836 blz. 488—459 de bewijzen bijgebracht van de belangstelling
in het zeewezen, die zieh, in de dagen na de omwenteling, bij het Nederlandsche volk open-
baarde. Het voorbeeld was in deze gegeven door het Hoog Bestuur. Pieter Paulus tot 1787
Advokaat Fiskaal van de Admiraliteit- der Maas. had reeds den 17*. Februari 1795, als Yoor-
zitier der Bepresentanten van Holland, het voorstel gedaan om de Admiraliteits-kollegien af
te schaffen. Zijn doel was hiermede, een centraal bestuur, in zeezaken vooral wenschelijk,
te verkrijgen en plannen te verwezenlijken, reeds voor 1787, gedurende de dagen van zijn
bewind, ontworpen en in zijn ballingschap uitgewerkt. Beeds in Juli 1795 lagen elf linie-
schepen, 13 fregatlen en 10 lichtere vaartuigen gereed om zee te kiezen, enooknadatdeman,
die de ziel was van d,eze krachlsontwikkeling, reeds gestorven was, stond de Nationale Ver-
gadering op 11 Juli 1796 .n o g /14,353,525 toe voor onze zeemaeht.
Toch leed onze vloot bij Kamperduin een geduchte nederlaag. De oorzaken daarvan zijn
elders (S) breedvo.erig en met juistheid aangetoond en wij hebhen hier de voornaamste slechts
aan te stippen. In de eerste dagen van de omwenteling van 1795 was er grootegeesldri/l voor
de marine; maar welke schitterende gevolgen de geertdrift ook möge te weeg brengen, zij
schiet vaak in hare pogjngen te k o rt, waar beleid en lekwaamheid haar niet ter zijde staan.
Men mocht al millioenen na millioenen — en op hoogst nuttige wijzeiJA tot herstel van het
malerieel der vloot besteden, hiermede was men nog niet geholpen, en men scheen vergeten
dat om aan den Brit, toen hg ons op 15 September 1795 den oorlog verklaarde (3), met goed"
gevolg hethoofd te bieden ende dagen der Tsohpeu en De Huytess te doen herleven, men be-
halve een vloot, ook Teompeu en De Ruytees bezitten moest om haar te geleiden. En nuhad
P. Paulus, aan wiens uilstekend doorzicht in alle andere opzichten nooit genoegzaam hulde
kan worden gebracht, in een enkel opzicht geen doorzicht genoeg getoond, of liever, hij had
te kwader ure alles verdorven door ’t bezigen van een enkel ongelukkig woord. Wetende,
( ' ) Zie Dagverhaal, Dee l V I I , blz. 5 3 4 , GGG, 667 , 6 7 1 , 687. Gedichten van C. L e n n e p , blz. 62. L cm i van C. v a n
r ■ klz- 2 5 1 , 254— 25 8 ; D s J o e g z , V. blz. 365 (1 ); Fad. H is t., Deel LXII o f Vermly, Deel XXXVIII (1807), blz. 254.
n de aldaar aangeliaaldc ( 2 ) De J onge , Deel V, Zesde Tijdvak, b lz. 203—422 e bronnen.
( * ) Vad. Hist. Ver
blz. 1513—1524.
XXXV. blz. 128. Vai zijde gesclücdde zulks eerst den 2d‘“ Mei 175 Ned. Jaarb. 1796,
hoe
hoe verreweg het grootste deel der officieren zoo wel als van ’t zeevolk aan den verdreven Stad-
houder gehecht waren, had hij eenige hervorming bij ’tpersoneel van ’t zeewezen noodig ge-
ach t, doch om daartoe te geräken, had hg op 17 Februari 1795 voorgesteld, de geheele marine
te catteeren. Door dat woord nu gevoelden de zeeofficiereri zieh — en wat was natuurlijker ? —
in hun eer gekrenkt, en ofschoon tien dagen later, slechts een besluit tot licentieerm geno-
men werd, de wonde was eenmaal geslagen en werd niet geheeld (1). Van Kinsbergen, Mel-
vibi. en andere Vlagofficieren, meerendeeis reeds in ons werk vermeld, verlieten den dienst
en werden vervangen door anderen, die de ervaring of de bekwaamheid misten ter vervulling
van de gewichtige taak, die hun werd toevertrouwd. Een voorbeeld zij hier tot bewijs vol-
doende. Jan W illem de Winter, in 1787 Luitenant te Zee en toen uitgeweken, maar als
Fransch brigade-generaal in 1795 teruggekeerd, werd achtereenvolgens op 12 Februari van dat
ja a r Adjudant-Generaal van het CommittS van Marine, 26 Juni Fice-Admiraal, enonmiddel-
lijk Opperbeoelhebber van ’s Lands Vloot, niet omdat het CommittS hem als den meest kundigen
der benoemde Fico-Admiralen aanmerkte, maar dewijl het »in de tegenwoordige omstandighe-
» den niemand daartoe beter geschikt oordeelde” . Toen op 24 Februari het beheer der Marine
van het CommittS werd overgebracht naar Buitenlandsche Zaken, en de beslissin* over
hetgeen het zeewezen betrof voortaan door zes in plaats van door 120 personen genomenwerd,
was behoedzaamheid, waar ’tgewichtige maatregelen gold, enzelfstandigheid, waar’t hetweör-
stand bieden aan dandrang van buiten betrof, meer dan immer plicht. En — zoo weinig trekt
men nut uit vroegere ondervinding — even als voor 1780 was het ook nu ; men rekende zieh
onoverwinnelijk, en van alle zijden drong men, naarmate de vloot sterker w e rd , er op a an ,
dieuittezendenom de Engelschen te tüchtigen. Nog feiler werd die aandrang toen het nemen
van het eskader van Lucas in de Saldanha-baai (2) de zucht tot wedrwraak alom deed ontbran-
den. Men kon het niet langer dulden, dat de Engelschen onze zeegaten blokkeerden, en zoo
gaf op 5 October 1797 de Kommissie last aan De W inter » met den eersten goeden wind uit te
loopen.” Maar geen zes dagen waren er verloopen of de droevige nederlaag was reeds geleden,
waarvan de hier boven beschreven penningen de <herinnering bewaren. De vloöt—d it vordert
onze onpartijdigheid als geschiedschrijvers hier bij te voegen, — was tegen den raad des Op-
perbevelhebbers in zee gezonden; en zij had te strijden tegen een wederpartij, d ie , door getal
en kaliber van geschut, maar vooral door künde en ervaring bij de officieren en geoefendheid bij
de manschappen, haar verre overtrof. Onder de bemanning der Bataafsche vloot waren er niet
weinigen, d ie , uit weeshuizen of van de straat gelicht, hun eersten zeetocht deden en d ie , ookal
ware op 11 October de zee minder onstuimig geweest als n u , door zeeziekte voor alle werk onge-
schikt zouden zijn geweest. Onze officieren, zelfs de zoodanigen onder h e n , die alles behalve
met de bestaande orde van zaken waren ingenomen, kweten zieh , volgens de getuigenis der
Britten zelven, zoo niet met gelijke bekwaamheid, toch moedig van hun plicht (3): maar, bij
de reeds genoemde voordeelen die hg bezat, wist zieh de vijand ook van dat van den wind
te verzekeren; terwijl hij door de stoute manoeuvre van door onze linie heen te breken, de
plannen van De W inter verijdelde en verwarring bij de onzen deed ontstaan.
Wat nu de aanvoerders der Britsche vloot betreft, die wij op de penningen zien afgebeeld
Duncan (4) was uit een bekend Schotsch geslacht uit het Graafschap Angus, en de tweede zoon
van Alexander Duncan van Lundie. In 1731 geboren en te Dundee voorloopig onderwijs ge-
noten hebbende, ging hij in 1746 naar zee, aan boord van het fregat The Shoreham onder
kapitein Haldane , waar hij twee h drie jaar diende. In Februari 1761 Postkapitein geworden
op the Faliant van 74 stukken, nam hg deel aan de meeste zeegevecliten, waarin de Britsche
vloot tot aan ’tja a r 1789 werd gewikkeld. Eerst na 28 ja re n , op den 14<lea September van
dat ja a r, werd hij in rang verhoogd en tot Schout-bij-Nacht (rear-admiral) van de blaauwe, en
( * ) Zie over dit onderwerp den merkwaardigen brief van Kan t e la a u in het Leven i
( - ) Zie hierboven blz. 459.
( s ) Zie bij D e J on.ge V. 422 (3 ) de aldaar aangehaalde schrijvers en Leven van C. v
( * ) Vertaald uit bet Historical account o f a grand series o f national medals, boven ve
i C. van L ennep , blz. 25E
. L en n e p , blz. 259.
¡•meld.