II.
Afdeel.
V.
H oofd»
stuk.
n.
JRauwolfia
Jubpubes-
cegus
Fhiweeiagf
|ige«
was in de Bergagtige Bosfchen van St. Do.
miugo waargenomen heeft en aldus befchree-
ven.
Het is eene glanzende, regtopBaande Boom,
van twaalf Voeten hoog, vol van een witte
Lymerige Melk. De Bladen, aan de Knoopen
der Twygen of Looten; zyn Lancetswyze, on*
gekarteld, gefleeld en puntig, Baande met hun
vieren in t kluis, waar van de twee naaften
cens zo lang zyn als de anderen. Aan 5t end
der Takken komen Trosfen van twee o f drie
BloemBeeltjes voort, draagende kleine witte
Bloempjes. De Vrugten , driemaal zo groot
als een Erwt , zyn eerst geel, en worden vei'’»
volgens zwartagtig purperkleur.
(*0 Rauwolfia , die eeniger maats Haciirig is.
Deeze zou de Breedbladige van P l u m j e r
zyn, volgens L i n n ü u s , doch de Smalbladige
volgens J a c q u i n , die dezelve de ruige
noemt , daar de Bladen, volgens B r o w n e ,
Begts bezet zyn met zeer fyn Dons. De aangehaalde
van S l o a s e , een HeeBeragtig Gewas
( i) Rauviolfia canescens. Sysi. JVat. XII, Tom. IT. p.
188. Rauwolfia hirfuta. jacq. Amer. I. p. 47. Rauv/olfia fru-
ticofa, Foliis vcrticillatis tcnuisfjme villofis. Brown, Jam. I*
P» 180. Rauwolfia tetraphylla angustifalia. Plum. Gen 19 Ic.
236. f 2. Solani Fructu fmticofa, Sloan. Hifi. Jam. II. p.
107. t 1S8. f. 1. Raj, Hend. 75. Arbor Sycophora lamai.
cenfis. Pz,ü?£. Phyt, p. 24,5. f,
was met de Vrugten van Nagtfchade , hadt H*
langwerpige eifenrandige Laurierbladen, die van *
ónderen ruig zyn. P ldkene t ids noemtHoofd-
het een Vygdraagende Jamaikafche Boom, metSTUK*
kleiner Bladen. De Heer Ja c q u i n , die dit
Gewas op drooge Velden en jn open Bofchjes
van de Karibifche Eilanden en de nabuurige
Vaste Kust aantrof, befchryft hetzelve aldus.
Het is een regtopBaande HeeBer , geheel
Melkgeevende , die, naar ’t verfchil van plaats
en Grond, van een tot agt Voeten hoogte bereikt.
Hy heeft ook vier Bladen, Kranswyze
om den Steel, die ruig zyn, de twee naaBen
insgelyks langer dan de anderen , met ronde
ruige Steeltjes. Dc BloemBeeltjes, op ’t end
der Takken, in vieren verdeeld, draagen kleine
roodagtige Bloempjes, zonder Reuk. De Vrugt,
eerst rood dan zwart, bevat twee ruige Steenen,
ieder met twee Holligheden, doch zelden meer
dan éène Pit.
(ri) Rauwolfïa, die met Wolligheid is bezet. itr,
Rauwolfïa
_ . tomentofa.
Schoon deeze een HeeBer is van minder wollige,
hoogte , kan ik doch dezelve hier niet uitfluiten,
om dat z y , buiten haare Woiligheid, in
alle opzigten byna overeenkomt met de eerBe
Soort. Haare Vrugten zyn van grootte als Erwten.
(3) Rauwolfia tomentofa. Jacck Amer, p. 43. Oh, 11. T. 37»