II. de gedagte Schors uitlevert, tot de Laurieren
A fdeel. betrokken , doch tegenwoordig maakt zyn Ed.
H oofd *er 3 a*s 8ezeëd is, een byzonder Gellagt van ,
stuk^ ’t welk verfcheide Boomen begrypt, die in Ame-
WitteKa-rika, hier en daar, naderhand ontdekt zyn, en
M€i Boom. wier Jgast meer of mjn fchync te ftrooken met
den Magellaanfchen. Hier onder bevindt zig de
Kaneel - Kasfia of Wilde Kaneel van Barbados,
welke men meent met den Peruviaanfchen Bast
overeen te komen; doch inzonderheid de Jamai-
kafche Boom, die van B r o w n e genoemd wordt
Kaneel met langwerpige, ftompe, glanzige Bladen
, en Trosfen aan ’t end der Takken; van
P luk e n e t i c s Casjia lignea - Boom die den
Bast fcherp heeft als Peper; van S l o a n e
Kruiderige Boom met Laurierbladen , wiens
Vrugt uit Trosfen beftaat van groene gekelkte
Besfen. Die Autheur befchryft denzelven bree-
der als volgt.
’t Is een Boom van maatige grootte, die een
weinig naar een Appelboom gelykt, met een
uitgebreide Kroon, en eenen dikken Bast, die
yan binnen ros is , van buiten Afchgraauw; de
Bladen anderhalf Duim lang, een Duim breed,
wederzyds toeloopende, doch aan ’t end Homp
en als gevorkt; bleek groen , met een kort
Steeltje. Uit de Oxels der Bladen komen twee,
drie, vier of meer Bloemen voort, op een gemeen
Steeltje , zeer wit, vyfbladig, hebbende
een Berken Jasmyn - Reuk. Hier op volgt een
Tros van eenige bleekgroene Besfen, bevattende
de zwarte welriekende Zaaden, iets gelykende II»
naar de Korrels van Druiven. Afdeèl;
Wy zyn dus niet verzekerd den regten Bast hooPd»
yan Wintenof de Magellaanfchë Kaneel te heb-STuK*
ben, maar Witte Kaneel, die in Smaak en krag-
ten yeel overeenkomst daar mede heeft. Het
is een goed Maagmiddel, inzonderheid om koude
Slym, in de Ingewanden of deden der Chyl-
rnaaking vergaard, te verdunnen, en dergelyke
Stoffen door Zweet uit te dryven.
C R A T E V A.
De Kenmerken van dit. Geflagt zyn; eene
vierbladige Bloem, die de Kelk in vieren verdeeld
heeft : de Vrugt een Bezie of Appeltje
met ééne holligheid, waar in .veele Zaaden.
Drie Soorten komen ’er in dit Geflagt voor,
als volgt.
( i) Crateva , die ongedoornd is , met effen• ■ j.
randige Bladen en Manwyvige Bloemen, c
, , Manwyvi-
De oirzaak van. den zonderlingen. bynaam is ,se*
dat de Meeldraadjes niet uit den bodem van de
Bloem voortkomen , gelyk gewoonlyk ; maar
dat
f i ) Crateva inetmis , FoIKs integemmis, Floribus gynan-
dris. Syst. Nat X'i» (Jen. ,99. p. iz6 Crateva w?wea tri»
phylla &c. liROWN. J -m 146. Arbor Ameiicana triphyll*
&c. PLUK. Pb’j t , 147. f, 6.
K k 2