II.
A fdeel.
X.
H oofd*
stuk.
Styrax-
Ssom,
■ Drooge
Styiax.
j, trent Soliers, zegt L ob e l , is een zeer lug-
,, tig Bergje , daar zeer veel Styraxboomen
,, groeijen, welke diestyds aldaar aan niemand
„ bekend waren voor dat wy dezelven aan veele
„ Apothekers en Studenten , als ook aan de
j, Doktoren van Montpellier getoond hadden :
,, want wy hadden dien Boom al lang te voo-
Si ren, te Venetie, in de Hof der Minderbroe-
,3 deren gezien. De Stam is gelyk die van eenen
33 Berken o f Kweeboom.” Hy heeft de grootte
van een Olyfboom in de Bosfchen van Proven-
c e , inzonderheid omftreeks Toulon. Naar den'
Kwee - Boom gelykt hy door zyne Stam, Bast
en Bladen, zegt T o u r n e f o r t . De Bladen
zyn uit den ronden gefpitst, anderhalf Duim
lang, maar niet zo breed , glanzig groen, van
onderen wit en ruig. De Bloemen, die, vier ,
v y f o f zes , by elkander, aan Jaarlykfe Lootjes
groeijen, zyn wit en van een aangenaamen
Reuk, naar die der Oranjeboomen gelykende,
maar éénbladig , van onderen Pypachtig, van
boven in zes puntige Slippen gefneeden. De
Kelk bevat een rond Vrugtbeginzel , ’t welk
overgaat in eene Vrugt, van grootte en figuur
als eene Hazelnoot, die Vleezig is, eerst zoet
dan bitterachtig , waar in één of twee harde
gladde Zaadkorrels vervat zyn , met een witte,
Olieachtige Pit, den Reuk van de Harst deezes
Booms eenigermaate hebbende, dóch fcherp en
onaangenaam van Smaak.
In de Zuidelyke deelen van Vrankryk leve*
re»
ren deeze Boomen geene o f zeer weinig Harst M*
uit. De Styrax , welke in de Apotheeken ge- Af^ e l‘
bruikt wordt, is afkomftig van Boomen , die in Hoofd-
heeter Landen , gelyk Syrië en de overige dee-STUK*
len van Klein-Afie, in Palefiina o f - - . • . - ook in Ara- ■„ISOSQïtfiry^raxm
bie groeijen, en dus krygen wy ze uit de L e vant
of uit Indie , onder den naam van Styrax
of Storax , die tweederley i s , naamelyk de zogenaamde
Calamita , dus genaamd, zo men wil
omdat zy, zo G a l e n u s getuigt, weleer in
Rieten uit Pamphylie gebragt werdt: of in Traa-
nen , dat is famengeloopen , welke fommigen
Rejina Styracis noemen, beiden van een zelfde
Reuk en Smaak. De eerfle is gruizelig en zeer
broofch; de andere een vaste Harstachtige zelf-
ftandigheid , beflaande op het Oog uit glin flerende
deeltjes, doch over ’t geheel bleek roodachtig.
Zy heeft eenen fcherpen doch niet on-
aangenaamen Smaak en ruikt lieffelyk , inzonderheid
gebrand wordende; fmeltende fpoedig,
als menze op een gloeijende Kool werpt, en
aan de Kaars ook ligt Vlam vattende. Men heeft
door de Scheidkunde ontdekt, dat het een Harst
z y , die veel dikke Olie en een weinig zuuren
Geest behelst. De veelheid van vlug Zout is
’er kleinder dan in de Benzoin, maar van dunne
Olie heeft ze meer , geevende daar door wat
flerker Geur a f , doch minder verdunnende.
Hierom is z y , tegen Hoest en Borstkwaalen, wel
zo kragtig niet als de Benzoin, doch in fommi-
ge Gevallen veiliger te gebruiken. Tot verfrer*
king
II, Deel. i i . Stuk*