i 3'o •V'YF!ilATSrNIG E ËoOMEN,
II» ( i ) Ëhïctia met langwerpig óvaiaie Bladen, die
Afdeei , yolkomèri getfk van rand, zyn en glad ;
Hoofd* dé Bloemen Tuilswyïe.
STlfK.
}■ . Deeze Soort is het, waar aan de Kerzeflyke
Tcntlfoita., Hofraad en L y f - Arts T rew den naam van
doorndt Ehretia, uit aanmerking dat gedagte Heer E hrêt
dit Gewas het allereerfte in Afbeelding gebragt
en deszelfs Kenmerken befchreeven hadt, toeeigende.
Hier uit was gedagtcn Heer Hofraad
gebleeken, dat het geenszins tot de Calaba van
P l u m i e r betrokken kon worden , niettegen-
itaande inéh net Zaad , daar bit Gewas uit
geteeld werdt, onder dien naam uit de Spaan-
fche Westindiën óhtvangèn r fiacit : te meer,
aangezien die aartige.gcltrceptheid der Bladen ,
óm welke gedagte Plant. Kallophyllum döbr
V a il lan t en Inoptiyllum cloor den Hoogleeraar
J. B u r m A n K ü s genoemd was, in hét tegenwoordige
ontbreekt. Zyn Ëd. gaf ’er den naam
aan , van Ehretia met overhóekfe langwerpige
gefpitjle Bidden, een losfe Bloem-Aair, de Bloemblaadjes
omgeboQgen, wit'van Kleur. De Heer
J a c -
( i ) Ehretia Foliis oblongo - oyatis integertimis glabris ,
Eloribus paniculatis. Syst. Nat, XII. Totn. II. Gen. 256. Sp*
T, p. 276. Am. Acai. V. p. 39$. Ehretia folii's alternis 8cc.
TKEw. Ebret, T, z$, Ehretia Arborea Scc. Erown. Jam, 168.
T . 16. f, 1. Cerafo affinis Arb0rbacciferaracemofa8cc.Sx.OAN.
Jam, II, p 94, T. 203. f. i. Raj. Dcndr, <j.j Ehretia Ti-
nifolia inermis. LxNN, Syst, Nat, X. p, 93s, Anier,
P- 4 ** .
P E N T A N D R I A. ï f l
T a c q u i n , .die dit Gewas op de. Eilanden jj,
Kuba en Jamaika waarnam, betrekt ’er toe den Afdeel.
Basterd - Kerfeboom van S l o a n e , met eene Hoo*
witte vyfbladerige Bloem en êene geele eetbaa- stuk.
re zoete V rugt, welke . één Korrel heeft én
aan Trosfen groeit. Zie hier hoe zyn Ed. hetzelve
befchryft.
,, ’t Is een regtopllaande Boom, van twintig '
„ o f dertig yoeten hoog , met eene langwer-
*„ pige digte Kroon, hebbende de Bladen flomp
„ ovaal , gelyk van rand, oyerhoeks geplaatst,
,, kort geiieeld , ongeyaar vier Duimen lang.
„ Aan ’t end der Takken zyn groote lang-
„ werpïge getuilde Trosfen, uit ontelbaare ,
,, kleine witte Bloempjes famengefteld, zwaar
„ van Reuk.” De Bcsfen hébben , volgens
S l o a n e , de grootte van. kleine Erwten, en
Worden aldaar «van de Kinderen veel gegeten,
(ja) Ehretia, die de Takken gedoomd heeft. Ir.
IZbrctiA
Deeze Soort is door den Heer J a c q u i n GedcKwi».
omftreeks Karthagena in de Spaanfche West-Üs*
indiën , in digte Bosfchen waargenomen. De
Stamdikwi l s drie o f vier Duimen dik, verdeelt
zig gemeenlyk , kort boven dén Grond',
meest in drie Takken, die, als zo veel Stammen
,
f») Ehretia Spinpfa, JACQ. Areer. 46, T, SO, f, lS4