II. danige Boomen, die jaarlyks hunne Schors af-
L‘ werpen, gelyk de Kurkboom, waar dan reeds
Hoofd- voor de afwerping een nieuwe Schors aan ge»
stuk, gróeid was. Anderszins ziet men de Boomen,
als zy Van hunnen Bast beroofd worden, in ’t
algemeen, altoos Kerven.
oirzaak Maar, wat is de reden , dat de Boomen
dood vrie- fomtyds, o f geheel o f gedeeltelyk, dood vrie-
scn* zen ? Men fchryft zulks gemeenlyk daar aan
to e , dat de Vogten, in de Sapbuizen bevriezende,
dezelven doen barKen; maar alsdan zouden de
jonge Boomen, en anderen, die de Sappigten
zyn , meer lyden moeten van ’t geweld der
Koude, dan de oude Boomen. Hier van nog*
thans werdt , na den harden Winter van ’t
Jaar 1709 , het tegendeel waargenomen. In
Vrankryk bevondt men, dat de hardde Boomen
, en die hunne Bladen geduurende den
Winter behouden , gelyk de Laurieren, Cy-
presfen, Groen-Eiken, en onder de anderen,
die tederer z y n , gelyk de Olyfboomen, Kars-
ftengen - en Nooteboomen, de oudften en Kerkt
e n , in de grootte menigte geflorven waren.
De reden van deeze fchynKrydigheid werdt
in de Koninglyke Akademie der Wetenfchap-
pen van Parys onderzogt. „ C assini de Zoon
9, opperde een zeer eenvoudige oirzaak , ten
.,, aanzien van de oude Boomen. Hy zeide,
„ opgemerkt te hebben, hoe de zwaare Vorst
„ derzelver Bast van het Hout hadt afgefehei-
„ den; op welk eene *manier dit ook mogte
„ gefchied zyn. ’t I s , inderdaad,zeer natuur- t l
„ lyk , dat de Bast meer aan het Houtklee- A™EEt-
„ ve in de Jonge Boomen, welke veel meer Hoopd-
„ met Sap, en met een Sap dat Olieagtiger is , stok.
„ gevuld zyn. E n , aangezien het, volgens het
„ gemeene denkbeeld der Natuurkundigen,
a, voornaamelyk door den Bast is , dat de Boo-
,, men gevoed worden, zo hebben ook die ge-
„ nen, in welken de Bast ligter van het Hout
,, afging, te gemakkelyker moeten Kerven.
,, De Heer C a o m e l bragt een andere
„ reden , die algemeen is , ter baan. Eerst
„ kwam ’er , in die Winter, een zeer harde
3, Vo rst, daar op volgde D o o y -W e e r , en
,, hier op een tweede Vorst, welke niet min-
„ der Kerk was dan de eerfie , verheffende
„ zig eensklaps met groote vinnigheid. Dé
,, Vogtigheid van den Dooy , waar mede de
„ Boomen gevuld waren , bevroos derhalve ,
„ dat is te zeggen , ' zy Zette zig met een
,, groot geweld en zeer fchielyk uit, en hadt
3, op de Vezels en alle de Werkmiglykè dee-
len der Boomen een zo veel te grooter
5, uitwerking , als zy 1 daar minder tegenKand
aantrof. Nu is het zeker , dat dezelve den
„ grootten tegenKand ontmoet in de Kerkftc
3, Boomen. Zy verfcheurde dan en vernielde
„ deeze Werktuiglyke deden, Vezelen, Blaas-
„ jes, enz. en maakte die voortaan tot de
„ Groeijing onbekwaam. V oegt men hier ,
, , volgens het Stelzel van den Héér d e l a
{, Hl