D i a n d r i a * 3$
C h i o n a n t h u s . Franjeboom. ii. ■
Afdeet i
Deeze Boömeh voeren dién naam , om dat Hoofd«
hunne Bloemen , door haare fyne Snipperin-sTUK.
gen , naar Franje gelyken ; hoewel de Latyn-
fche Geflagtnaam daar van afgeleid i s , dat
zy zigj wegens dé fynheid Van hunne Sneeuw,
witte Bloefem» als met Sneeuw bedekt ver-
toonen.
Hunne Kenmerken zyn , ëene Bloemkrans,
in vieren Verdeeld , met zeer lange Slippeti;
De Vrugt heeft een Steen, en is Prüimag»
tig o f als een Bezie;
Twee Soorten komen in dit Geflagt voor 4
die beiden onder de Boomen geteld kunnen
worden s als
(i) Franjeboom mei de Steeltjes in drieën r. .
j , , . . Chlonanthü't
verdeeld en dnebloemig. nrgmtca.
Dëezé Soort is ddqr C a F e S è i r eri haar virgiai^
deszelfs Afbeelding ook in ’t Vogelen-Werk *
van S e l i o Si a n N , op Plaat X X X VÏ van
den Twèeden Band, zeer duidelyk voofge-
lteld en befchreeven. In ’t Hoogduitfche Wérk
was verkeerdelyk die van P l ü k è n e t r u s
aan-
( l) Chionanthus Pédunculis trifidis trifloris. SyiU Ndt. Xir»
Tom, II. Gen. ét. Chionanthus; Hort. Clijf. 17. Gsdfi, P^rg,
ïo. Amelanchiet Virginiana Lauroceraü folio. PËT. Sqié. 24t»
C atese. Cur. 1, t , ö8, SEj-iGMANil Vogel;»♦ IXI, O*
c
U.Dtofc, n ; sxvk.'