Af “ 'e V3n ^ L 0 A N E> met Laurierbladen en Trosfen
van Vrugten, die rondachtig , met één Kor-
H oofd- rel , bleek geel en eetbaar zyn. De Engel-
stu k. fchen op Jamaika , noemen hem, de Basterd
SprinkhaaJtboom. Zie hier deszelfs befchry-
faanboom. ving.
Hy heeft een zeer dikken Stam , met eene
gladde gedachtige Schors , de Takken in ’t
ronde uitgefpreid, en aan de enden alleen bezet
met gedeelde Bladen , die v y f Duim lang
zyn en in ’t midden half zo breed , donker
groen en glad. De Vrugten komen , aan ’c
end der Tvvygen , verfcheidene aan een gemeen
Draadje voort. Het zyn gladde groene,
rondachtige Besfen , grooter dan Erwten, zittende
in een vyfbladige bruine Kelk. Haar
Vleefch is wit en Meelachtig, zoet van Smaak,
bevattende een hard bruin Steentje, dat zeer
gelykt naar een Peperkorrel. Zy vallen in
Auguftus van de Boomen a f, efT worden ingezameld
, omze tot eene Verfnapering op de
Markt te brengen.
X HOOFD'
X . H O O F D S T U K .
Befchryving van de Tienmannige Boomen D ec
a n d r i a , dus genaamd om dat hunne
Bloemen tien Meeldraadjes hebben; waar on»
der de Pokhout, Katsjoe - Appel, Kampê'che-
Hout, Kwaslie, Lemisjes, Styrax-, Balfem
van T o lu , Copaive Boom, enz.
De Tienmannige Plantgewasfen zyn door
L innasus, naar het getal der Stylen
o f Stempelen , in Een-, Twee-, Drie-, Vyf-
en Tienwyvigen onderfcheiden. De Eenwyvi-
gen, tot welken wederom ver de meefte Boomen
behooren., verdeelt zyn Ed. naar de ge-
ftejdheid van de Bloem , die o f Vtelbladlg is ,
o f Eenbladig , of zonder Blaadjes onvolmaakt.
De Veelbladigen hebben de Blaadjes regelmaa-
tig of onregelmaatig. De meeften van deeze
laatften zyn Boomgewasfen.
C E R C I S.
De Kenmerken van dit Geflagt zyn , een
Vlinderachtïge Bloem met een kort Vaandeltje
onder de Wieken: zy komt voort uit een vyf-
tandige Kelk , die van onderen bultig is. De
Vrugt heeft de figuur van een Peul.
Twee Soorten komen in hetzelve voor,'waar
van de eene in Europa, de andere in Amerika
groeit.
II.
Afdeel,
X.
Hoofdru
k.
CO Cer