II. men, verhaalt h y , aldaar gezien te hebben, die
A fdeel. Qp h00gte 0f langte van veertig Voeten nog
Hoofd- drie Voeten dik waren. Een was ’er, als gc-
sTuir. meld is * , die den Stam van onderen hadt, ze-
otm. o/ven tien Voeten over ’t kruis. De hoogte zal,
Tpebcom. . . - r.
^Biadz,s*naar evenreciignead 3 met klem geweest zyn. Dat
zy verfcheide honderd Jaaren leeven kunnen is
zeker; doch de meeften worden hier te Lande,
gelyk bekend is , voor den hoogen Ouderdom
afgekapt.
Het Hout maakt wel de grootfte nuttigheid
van dit Geboomte uit. Het is zwaar, vast en
hard, ziende wat uit den geelen, en hebbende
zeer weinig Spint, dat wit is en dus te regt den
t zie ’t naam van Alburnum verdient f , zegt; R a y .
i .T\vjEuk.’ Dit Hout is derhalve bekwaam tot het maaken
biadz. z6. van allerley Werktuigen. Dat der Ypen, echter
overtreft , in deezen, ver het Hout der Olmen
, waar van men meest Planken zaagt tot
Paneelen van Karosfen en andere Rytuigen: daar
het Hout der Ypen dient tot allerley grove Ge-
reedfehappen, Molen - raders, Wagen - Asfen ,
Affuiten , Kaapftanders,Hysblokken, Perfen ,
Dommekragten, enz.. Het Hout van de knoe-
ftigfte en mismaakfte Ypen of Roestboomen
wordt nog het allerfterkfte.cn duurzaamfte bevonden.
Dat der Hertsleeren o f Kurk - Ypen
is van niet minder waarde: doch het., verfchilt
veel, of zy op drooge of natte Gronden gegroeid
zyn. De Ouden hebben dit Hout reeds
tot Planken, voor Deuren en Venfters, en tot
Rib-
Ribben voor Kozynen aangepreezen. —Het ;is-, Afd*3e3el.
jrelvk men weet, tot Brandhout zeer dienftig, v#
gelende groocte Hitte en goede Kolen H o e -
Voor Het overige heeft men van onze Europ.- ^ y
fche Ypen of Olmen weinig dienst. De Bladen
zyn een lekker Voedzel voor het Vee. De Bast is
tegenwoordig zo veel niet in achting als van
ouds, toen men zo van denzelven, als van de
Wortels en Bladen , gebruik maakte om de
Wonden te doen fluiten- ’t Is zeker dat in alle
deelen van deezen Boom eenige Samentrekkende
kragt plaats heeft. Het Afkookzel van
den middelften Bast der Wortelen zou oplos-
fende en afdryvende zyn, en dienftig tegen de
Waterzugt. Men heeft een Pap van deezen
Bast, met Pekel gemaakt, uitwendig tot verzag-
ting der Pynen van het Podagra aangepreezen.
In fommige Landen, inzonderheid in de Zni-
delvke deelen van Europa, groeijen aan de men.
Bladen van deeze Boomen zekere rondagtige
holle Blaasjes , die in ’t eerst een Lymerig
Vögt bevatten, dat vervolgens tot eene Gom
opdroogt. Van dit Vogt plagt men oudtyds veel
werks te maaken tot blanketting van het Aan-
gezigt en tot het doen fluiten van kleine Wonden.
Plet moest in de Maand Mey worden ingezameld
, voor dat ’er Wormpjes in geboren
werden , die ’s Zomers in Vliegen o f Wespen
veranderden. R eaumdr fpreekt van een
Bladwespje van de Olmen, doch dit maakt
’er Heets kleine Wratjes öp *. L i nnas ü s xii‘ Stuk"
II, Teel, II. Stuk.