IT. mige wegens de Lymerigheid , daar aan toege-
fchreeven; hoewel het nog niet zeker fchynt,
H oofd- dat alle de Boomen , daar toe betrokken, van
stuk. dien aartzyn. In de befchryving van den Strand-
Dodon&a, Nagelboom , door R ümphiüs , wordt geen
gewag gemaakt van die Lymerigheid. Wat de
Bladen aangaat -3 komt dezelve wel wat overeen
met het Gewas, dat de Heer J. Burmannus
Carpinus Viscofa tytelt, doch daar van hadt zyn
Ed. geene Bloem of VrUgt gezien. Het Ly-
merige Boompje van P l u k e n e t i u s , met
Bladen van Elceagnus 3 dn een driezaadig Vrugt-
huisje als dat van de Ricinus, fchynt my, ten
minfte wat dit laatfte belangt, zeer weinig met
den gedagten Strand - Nagelboom , of met dc
Kenmerken , die hier van de Dodoncea opgege-
veh zyn, te ftrooken. Men zon, naamcïyk ,
niet zeggen, dat de Vrugt, gelykRuMPHi us
die befchryft en afbeeldt, eenigszins naar het
Zaadhuisje van den Ricinus of Chamcelea gely-
ke, of de Bladen naar die van den Elceagnus.
Volgens den Heer J a cquin , die aan dit
Gewas den Geflagtnaam van Dodoncea herfteld
heeft, behoort daar toe de Tribpteris van Brow-
Re , zo wel als het naar den Efchdoorn of
Paliurus gelykende van Sl o a n e , met een
langwerpig fmal Blad als van Ligufter en eene
vierbladige groene Bloem ; welke de gedagtê
Kelk zal zyn: als ook het Staphylodendron met
fmalle Laurierbladen van Pl dm i e r , hier voor
gemeld. Die van Sloane op Jamaika waargegenomen
is een Gewas , dat niet meer dan a J ^
tien of twaalf Voeten hoog groeit, en niette- VI1L
min één o f meer Stammen heeft , ter dikte H oofd-
van eens Menfchen Been, hangende de Schors
o f Bast dikwils los en by draaden aan het
Hout. Dé Bladen zyn ongelteeld, glad en donkergroen
, komende niet dan aan het ehd der
Takken of Twygen voort. Aan ’t begin zyn
zy fmai, én hebben by het end hun grootfte
breedte : alwaar zy een half Duim breed zyn ,
öp drie Duimen langte (*). Hoe deeze figuur
met die der Bladen van de Ligufter, Amandelboom
of Wilgen firooke , zie ik tot nog toe
niet; Doch daar wordt aangemerkt , dat dit
Gewas naar den Ouderdom en de Groeyplaats
in Veele opzigten zeer verfchille. Ondertusfchen
komen de Zaadhuisjes vry wel met die van den
Strand - Nagelboom van R ü m p h i ü s overeen.
Het zyn twee , drie o f vier bruine Erwten, die
in een platagtig Blaasje zitten, dat drie o f vier
Wieken heeft byna gelyk het Zaadhuisje van
’t Paapén Mutfen - Hout of van de Laferpitium;
zig fomtyds als een Windmolen vertoonende.
Men vindt het bok op de Stranden van dat
Eildnd zo wel als op P.ötsachtige Heuveien.
Deeze verwardheid ten opzigt van dit Gewas
, waar P l u k e n e t i t i sj mooglyk niet ten
<•*) ïoiia pleaque tres circiter Uncias longa , Semuticiam
jata.i latisfima prope apleem pafte. Raji DendroL p. 9*.
R 2
II. DEEL* II, STUR*