H. eenen Bladfteel beftaan, hebbende een oneffen
Afdeel. jgjacj aan >c end. De Bloemen, en vervolgens
H oofd, de Besfen , maaken groote , platte Kroontjes
stuk.' uit, De Bloemen zyn w i t , inet geele Meeldraadjes
: de Vrugtcn hoogrood, van grootte
als Vlierbesfen , voor de Menfchen walgelyk »
en gedroogd fterk famentrekkende. Sommigen
fchryyen ’er eene Pisdryvende kragt aan toe. Van
het ui tg op erf ie Sap wordt een fport yan Hegte
Cyder gemaakt, en de Geest, daar van overgehaald
, tegen Borstkwaalen aangepreezen,
(2) Sorben - Boom met half gevinde, van onderen
Wollige Bladen.
Een nieuwe Soort , pit den Italiaanfchen Haag.
Appel - Boom 5 Aria genaamd en den Lyfterbe-
zie-Boom gefprooten, thans in Gothland voort-
groei jende, maakt doezen Baßerd Sorben-Boom
uit. De Bladen zyn gevind, doch de buitenfte
Blaadjes loopen famen; zy hebben het Geweef-
zel van de Aria, en de Smaak der Vrugt is rins-
achtig zoet.
n (3) Sorben-Boom met gevinde Bladen, die
Sorbus van onderen ruig zyn,
domtstica, ‘ ’ tv ‘P Dee- 9 TaiBinc
Sorben-
Joorn/ Sorbus. ïoliis femipinnatis fubtus tomentofis. Syst. Nat.
TTT.’ ctatagus Fenntci. FJ. Suec. j ï . N. '43 3. y.
(lyStrbus Foliis pinnatis fubtus villafis. Syst. Nat. XII.
Hall. Htlv. sji. Sorbus fativa. C. B. Pin. 41J. Edw. Av.
2i j , Sorbus legitima. Clus. Hiß. ï. p. 10. Toukmf. Inß»
3 3. X)8P. Femft. «03.
%ï.
Serbas
hybridä.
' Baftérd-
Sprben.
Deeze i s . eigentlyk de Echte of Tamme H.
Sorben- Boom, by de Duitfchers S p e r b e r b a u m L*
getyteld , en vreemd in onze Nederlanden , H oofd*
ja zelfs in Switzerland , zo de Heer H a l - stuk.
Ler te kennen geeft , alwaar, men evenwel in
de Hoven nahoudt. In Ooftenryk is hy ge--Be«»,
meen en zyne Vrugten worden ’er met Smaak
genuttigd, inzonderheid van het Vrouwvolk en
de Kinderen , zegt C l u s 1 ü s , die hem den
Echten Sorbenboom tytelt, by de Hongaaren
Berkinije f a , by die van Ooftenryk Afchritzen
genoemd wordende, In Italië fchynt zynevoor-
naamfte Groeyplaats te zyn , en G e s n e r u s
zegt, dat men hem ook aantreft op de Switzer-
fche Bergen.
Het is een hooge Takkige Boom, met een Desor-
ruuwe geelachtig witte Schors, de Bladen ge-beu‘
vind hebbende met zeven o f agt paar Blaadjes,
niet veel van die der Lyfterbezie - Boo-
men verfchillende, doch eenigermaate Wollig.
De Bloemen komen aan Trosfen voort, zo
wel als. de Vrugten, die de figuur en grootte
hebben van een kleine Suikerpeer, zynde meer
of minder rood, naar dat zy van de Zon be-
fcheenen zyn. Men vindt ’er ook die eene
ronde figuur hebben en dus gelyken naar klei-'
ne Appeltjes o f Mispelen. Het Vlees is geelachtig
en in de onrypen zo wrang , dat het by-
na in de Keel blyft zitten , doch de rype
Sorben zyn eetbaar en minder famentrekken-
P p 4 de