436 T i e n m a n N i G E B o o m e h .
II. , , Als deeze Boom bloeit , zegt zyn Ed. ,
A fdeel. ^ g e e f t hy een Zeer fraay aanzien , doordien
Hoofd- „ deszelfs digte.en hoog groene Kroon aan alle
stuk. 3) zyden als bedekt is met Bloemen. Voor het
Jukiii», uitkomen derzelven fchynen de Bladen als
„ dubbeld gevind te zyn. De Ingezetenen
„ noemen hem Guayacan, ’t welk by hun een
,3 algemeene naam is van alle hard Hout, tot
,3 Werkhout .zeer bekwaam. Men geeft ook
„ voor, dat de Stam, onder den Grond begra-
„ ven zynde, niet bederft, maar in Steen ver-
3, ändert.”
Q u A s s I A.
Dit Geflagt heeft zynen naam van eenen Ne»
ger, genaamd Kwasje, door wien het Hout in
Geneeskundig gebruik gebragt is. Het bevat
Qiaifia °°k P1321' ééne Soort ( i ) wegens de ongemee-
amara. ne Bitterheid vermaard zynde en daar van den
^lo«. bynaam draagende.
De Kenmerken zyn , dat het de Kelk, Bloem
en ’t Honigbakje, altemaal vyfbladig heeft, en
v y f Zaadhuisjes , van elkander afftandig, ieder
met één Zaadkorrel bevrugt.
Aangaande dit Gewas is een omftandige be-
fchryving gegeven in een Redevoering, welke
in
( i ) Quaifia. Syst. Nat. XII. Tom. Iï. Gen. *25. p. 29f ,
Lignum Quasfia. Aracen. A c ad. VI. p, 421* T. p. 4*9. Het
Quasfie- Host uit Suriname. Uitgez, Vtrhani. IX. Deel, Am*
flerd. 1764, p. 394. PU LXl*
in den jaare 1763, door den Student C. Blom, II.
te Upfal, opentlyk, onder de Voorzitting van
L i n n m u s verdedigd werdt. Aangezien de- Hoofd-
zélve reeds voor eenige Jaaren , in ’t Neder-STUK-
duitfeh vertaald zynde, met de Afbeelding, het Kw»*f>**
licht ziet in de Uitgezogte Verhandelingen, zo
zal ik hier maar kortelyk melden , dat het een
Boom is , in de Landflreek van Suriname groei-
jende, waar van de Wortels thans bekend zyn
onder den naam van Quasfie-Hout. Hetzelve
is ? ruuw zynde , naauwiyks van ander Hout te
onderfcheiden; doch ik heb ’er een Plankje van,
ter grootte van een Kaarteblad en van ordent-
lyke dikte, doen maaken, het welke, in myne
Verzameling van meer dan honderd verfchillen-
de Houten geplaatst, van die allen in Kleur zodanig
verfchi l tdat ik het by geen derzelven
vergelyken kan , noch aan de gepolyfte, noch
aan de ongepolyfte zyde. Het ziet een weinig
uit den geelen, naar ’t graauwe trekkende, zonder
eenige Wolkigheid o f Aderen. Het Stuk,
daar het afgezaagd is , omtrent een Arm dik,
heeft eene roodagtig bruine, wat ruuwe Schors.
De Bladen van deezen Boom zyn gevind,
maakende drie o f vier Paaren van Lancetvormig
ovaale Blaadjes ui t, aan een gemeenen Steel ,
die in een Puntje eindigt. Gedagte Bladfteel is
op zyde met Vliezige Wieken bezet. Deeze
hoedanigheid hadt het Gewas, dat men reeds
eenig©. Jaaren in de Akademie - Tuin te Upfal
hadt gehad, en aldaar de hoogte van agt Voeten
E é 3 be*