n.
A fdeel.
XI.
Hoofdstuk.
Kaars-
hoorn.
VI.
R h izop h f
ra Cafcola-
ris. Kaasjes.
draagende.
Kleine Mangie - Boom, om dat het den Stam
zeer laag heeft, niet dikker dan eens Menfchen
Been, verder Struiks'wyze veele dunne Takken
uitgeevende. De Vrugten van deeze Soort,
ver van Rolrond en flomp, zouden , volgens de
befcbryving van dien Autheur , by haaren oir-
fprong fmal zyn , omtrent een Schaft dik, allengs
uitpuilende tot de dikte van een Pink,
daarna weder fchielyk toegefpitst. In de Afbeelding
, nogthans, komen zy taamelyk Rolrond
voor; gelyk hy ook zegt, dat zy by paa-
ren aan de Boomen hangen, als kleine Wafch-
kaarfen, zynde omtrent een Voet lang , ge-
jfreept, donker groen , daarna g e e l, en einde-
lyk bruin wordende. De Boom groeit in Water
- Indie verder van het Strand, doch altoos
in zodanige Moerasfen en Inhammen die door
overvloeijing van het Zeewater veroirzaakt zyn ,
en, derhalve vind ik het zonderling, dat onze
Ridder de Woonplaats juist tot Malabar bepaald
heeft; niet minder, dan dat de voorgaande
Soort, die alom. op ’t Strand groeit, door
zyn Ed. gezegd wordt in de Moerasfen van de
Karibifche Eilanden en Malabar te huisvestten
(*).
(6) Wortelboom met Jlomp ovaale Bladen,
de
( * ) Hahitat in ulitfnofis.Malabari*. 4. Habitat in Paludi-
bas Caribzarum , Malabarix. Spec. Riant. Ed.' II, p. 634 635«
(6 ) Rbizophora Foliis oratis obtufïs &cs Syst, fia t , XU
Man-
P o D E c A N D R I A. 505
de Bloemen enkeld, de Vrugten platach- M.
, . A fdeel. tig rond met puntjes. x/.
Hoofd-
Deeze Soort voert den naam van Mangium stuk.
Cafeolare, dat is Kaasjes - draagende Mangi, by
R u m p h i ü s , die aanmerkt, dat ’er een witte
en roode van is , welken hy beiden in één Hoofdruk
befchryft. De Witte Brappat, gelyk hem
de Indiaanen noemen, heeft de gehalte van een
Eikeboom, met eenen Stam gemeenlyk van
twee Voeten of dikker, die bogtig is en zwaare
Takken uitgeeft, hebbende eene ruuwe gebor-
ftene Schors. De Bladen zyn breeder en rondachtiger
dan in de andere Soorten, vier Duim
lang, dik, glad en breekbaar, gelyk die van
Porfelein , ziltig van Smaak. Zy haan tegen
over elkander of by paaren aan de Looten,
even o f de Boom gevinde Bladen had. Het
Bloeizel zyn in ’t eerft groote groene Knoppen,
die zig openen tot een Kroontje, van zes
zeven of agt Straalen , de verdeelingen zynde
van de Kelk, die van binnen gevuld is met witte
Meeldraadjes , hebbende graauwe Knopjes
en in ’t midden een Styl , met een groenen
Stempel. De Vrugt, in de gezegde Kelk aan-
rypende, vertoont zig als een Kaasje, met een
Punt daar boven op , ’t welk de Maleijers dezel
Mangium Cafeolare. Rumph. Amb, III, p. m , T. 73 , 74.
Bukjyj, Fl, Ind. 10S.
I i 5
II. Deeli II, Stuk,