A f PEE De Kenmerfen zyn 5 dé Bloem in vyveh
V.E * verdeeld , met eene Napswyze Kelk, en de
H oofd- Vrugt een Belle met tien Holligheden*
stu k. DeeenigftëSoort ( i ) , welke L i n n j e u s aan-
ErithiiHste^ent i is» volgens den Héér J a c q d i m -,
S e ? * eene fchoohe f regtftammige , getakte Boom,
achtige»" van vyftien Voeten hoog, die de Bladen ftomp
ovaal met eert klein Puntje, glanzig, önge-
karteld , donker groen, gedeeld h e e ft, Baande
tegenover elkander, drie Duimen' lang.
'u it de Oxcls der Bladen komen famenge-
Belde Trosfeh voort, van ligt afvallende witte
Bloemen , niet minder lieflyk van Reuk
'dan onze Syringën. Z y zyn grootendeels zes-
mahnig, hebbende de Kelk en Bloemkrans
in zesfen verdeeld, ' en worden niettemin hier
‘ónder de Vyfmannige geplaatst. Het Vrugt-
beginzeltje, dat onder de Bloem z i t , gaat
over tot een rondagtige paarfche Bezie, die met
de Kelk gekroond i s , bevattende eettige hoekige
aan de eene zyde ronde Zaaden. Hierom
geeft P l ü m i e r ’er den naam aan van
Vlierboom met hard zeef welriekend Hout ,
o f trosdraagende Sandelboom, met dompe Bladen,
( t ) Erhhalti Fruticofa. Syst. ÏÏat. XII.- Tom. II. Gen,
337. Erithalis fruticulola , Foliis obovatis crasfïs nitidis oppó-
fitis, Pedunenlis ramofis ad alas fliperiores. B r ow n . ‘Jant,
165. T* t7. f. 3. Sambucns Ligno duro ódoratisfimo, fiveSan-
talum racemofiim Foliis obtuïis. Plukt* Ic, T, 249. f,
Érithalis (odori/ere) Arborea ereóia. Ja c q , ver. p. 73.
T . i ?j . f» 23,
den» ’t Gewas en de Trosièn , zo wel van II,
de Vrugten als van de Bloemen , zyn in des- Afdeel,
zelfs Werk afgebeeld. - : Hoofd»
De Heer J a c q u i n vondt deezen Boom stuk.
op Martenique , en op Kurasfau kwam zyn ^ ^ n‘
Ed» een Boompje van ’t zelfde Geflagt voor,
dat flegts twee Voeten hoog was, met uitge«
fpreide neer hurkende Takken. Dit hadt de
Bladen dikker, de Besfeh wit en kleiner, de
Bloemen zonder Reuk ; doch. fcheen voor ’t
overige met gedagten Sandelboom zö overeen-
komdig te zyn , dat hy het naauwlyks voor
een byzondere Soort durfde opgeeven , denkende
dat het verfchil wel ontdaan mogt uit
de fchfaalheid van den Grond; alzo dit laatfté
de Kloven der Steenrotfen aan het Strand ,
zonder eenigc Aarde byna , bewoont. Mis-
fchiich, zegt h y , maakt de Eritialis van Brow-
n è , die hy niet gezien hadt , eene Verfchei-
dcnheid van deeze uit ?
G e n i p a *
De Kenmerken van dit Geflagt zyn; een
Raderagtige Bloem, met eenen geknodden r.
Stempel: de Vrugt eene Bezie met twee Hol- AwrUana
lisheden, waar in Hartvormige Zaaden neflelen. A™«>-
ö 5 ^ 0 • . kaanfche.
De eenigfte Soort ( i ) , de Janipaba der
Bra-
(1 ) Gentpa Amcricana,Syst. fïdt', XII, Tom* 11* Gén. 140;
Ge.