II. wel eens zo groot , zwart en met een purper-
A - r - kleurig Sap. Het Vogt, in het Gewas,.is niet
H oofd- zo onaangenaam van Reuk. Hy twyfelt of het
stuk. \vel een verfc.hiïïen.dè Soort zy.
ïir. (3) Balfemboom met gevinde Bladen, de Blaart*
r Ê $ ê jes plat en gepeld.
Zwartfap-
*>lse' Deeze was Elemnifera met gevinde Bladen,
in de ClifFortfche' Tuin, geheten. Het is de
Giftboom , dien C a t e s b y op de Bahamaas-
Eilanden vondt, een Sap, zo zwart als Inkt
uitgeevende. De, Vogels eeten niettemin deBes-
fen, die Peerachtig en Purperkleurig zyo, bevattende
een harden Steen. Men wil thans, dat
hy niet Vergil tig - zy (*).
lVm (4) Balfemboom met twee paaren van Bla®
Balfami- den. fer*.
’iVeliicken®
d®, Uit de bepaahng, Foliis bijugatis, van Brow-,
ne afkomftig,, begryp ik, dat ’er twee paaren
van
(3) Amyris Foliis pi-nnatis, Foliolis petiofetis plants. Syst,
Nat. utfiipM. Elemifera Foliis pinnatis. Hort. Cliff. 485. Toxicodendron
Foliis alaris &c. Catesb. Car. It T. 40. SELiCS-
mann Vvgtl. II. D. hl 64. plaat so.
(*) Amoen. Acad. Vol VII. p. '66.
(4) Amyris Foliis bijugis. Syst. Nat. utf. Amyris arborcus
Iip.OV;N. Jam. 208. Lauro afïïnis &c. Sloan, Jam. 137,
Hist. II. p. 24. T. 16g, f. 4 Raj Dexdr, 88. Lucinium
Arbor Til ia: foliis minoribus, Americana. Pluk, Air»., 2Tjs,
T. 2or. f. 3,
van Bladen aan een Rib of Steel ftaan zou-
den , doch de Lauriergelykende met gewiekte VI1U
Terpenthynbooms - Bladen van S l o a n e , wordt H oofd®
gezegd wel drie of vier of meer paaren van Bla-STUK*
den te hebben aan' één Steel , zonder oneffen
Blad aan ’t end. De Boom , die wel twintig
Voeten hoog valt, heeft den Stam van dikte als
eens Menfchen Been, met een bruine Schors,
en is fomtyds met korte Doorens gewapend.
De Bloemen, aan ’t end der Takken Tuilswys’
groeijende , gelyken naar die van Vlier, zynde
wit en driebladig ; waar op een Peperachtige
Bezie vo lg t, met een rond, zwart Zaad, dat
byna den Reuk van Laurierbesfen heeft.
Het Hout van dqezen Boom is inzonderheid^00« 11-
oeacht wegens zyne witheid , gladheid en aan-
genaamen Geur , die het verbrand wordende
geeft: weshalve de Planters van Jamaika hetzelve
Roozenhout noemen. Anders geeven de En-
oelfchen ’er, om dat het zo ligt is , den haam
van Light Wood aan. P l u k e h e t i ü s verbeeldt
zig , dat de Indiaanen ’er daarom tot
hunne Kanoes gebruik van maaken zouden, en
wegens den Reuk tot Afgods - Beelden. Het
eqn en andere is niet onwaarfchynlyk; doch hoe
3yn Lucinium met kleine Lindebooms - Bladen
tot deeze Soort behooren kan, is my duifter, of
ook de naar den Popelier gelykende Tocotgebt
van Brafil, die een Harst, witter dan Wierook,
zou uitleveren , om zyne welriekendheid het
Gewenfchte Hout genaamd. Anderen willen,
S 5 dat
II, nSEL -II STUK.