II.
A fdeel. X.
HpOFDSTUK.
Azetiaracb.
Malabar noemt men hem Aria Bepou, en onder
dien naam wordt hy aldus befchreeven.
Het is een hooge Boom , met een dikken
Stam, die het Hout uit den witten geelachtig
h e e ft, maar met een zwartachtige Schors bekleed.
De Wortel is bitter en fterk van Reuk,
zo wel als de Bladen , die langwerpig rond ,
gefpitst,■ aan den omtrek gekarteld zyn, dun,
glad en glanzig, met de middelrib meest naar
de ééne zyde fterk uitpuilende. De Bloemen,
die klein*, wit en Reukeloos zyn, komen Tros-
wyze aan Steeltjes voort. Ieder Bloempje, uit
v y f Blaadjes beftaande , zit in een groen Kelkje*,
en heeft( in ’t midden , in plaats van S ty l,
een Trompetswys’ Kokertje, aan ’t end met
Franje, daar de tien Meeldraadjes in zyn en
een dunne Styl uitfteekt; byna gelyk in dé
Jonquillës. De Vrugten komen ook aan Tros-
fen voort, zynde langwerpig rond, en gelyken-
de naar kleine O ly fjes, eerst geelachtig, dan
paarfch, met éen dun Vliesje bekleed, waar in
een Olieachtig , fcherp, bitter Vleefch vervat
is en een langwerpig Steentje met een-witte
Pit. Men perst ’er een Olie uit , dienende
om Kleuren te maaken tot het fchilderen van
Katoenen en Linnens, Het Sap der Bladen is
fterk Wormdryvende, en wordt derhalve Van
de Malabaareh , die veel met Wormen bezet
zyn, o f op zig z e lf, o f met W yn , Water o f
Vleefchnat , ten dieü einde ingenomen.
Z y-
Z y g o p h y l l ü m . II.
Afdeel.’
De Kenmerken zyn, dat zo wel de Kelkh0ofd-
als de Bloem vyfbladig is ; het Honigbakje stu k .
tienbladig, dekkende het Vrugtbeginzel, ’t welk„
een Zaadhuisje wordt met v y f Holligheden.
Van de negen Soorten, thans in dit Geflagt
voorkomende , behoort hier alleenlyk de Agt-
fte , naamelyki
(8) Zygophyllüm met gevinde Bladen m eenen vnr.
Boomachtigen Stam. '
reum,
De Heer J a c q o i n heeft deeze Soort in Iukboom*
de Bosfchen by Karthagena in de Westindiën
waargenomen. Het is een Boom, van veertig
Voeten hoog , met een zeer fierlyke , digte,
üitgebreide Kroon , van dunne Takken. De
Bladen zyn gevind, glad, en ftaan tegenover elkander,
beftaande uit een Afgebroken Rib , van
drie Duimen lang , die bezet is met zes o f z e '
yen Paaren van langwerpige Blaadjes. Uit de
oxels der Bladen en aan de enden der Takken
komen losfe Risten voort, van groote fchoone
bloemen , Oranjekleurig in een groenachtige
Kelk. Het Vrugtbeginzel heeft een lang Voetje
en het Zaadhuisje is met v y f zeer groote
Vliezige Wieken voorzien.
» Als
, f8) ‘Zygophyllüm Folüs pinnatis Caule Atboreo. Syst. Na t.
XII. Gen. S2+. p. 295. Zygophyllüm Gaule Arberce Twlüj
pinnatis. Jacq. Atner. 130. T. 83. ,
K c %