I
II. tienbladig en hebben tien Meeldraadjes, zeef
3C EL’ aangenaam en Honigachtig ruikende: de Vrugten
H oofd- zyn veelkantige Haauwcn, van anderhalf Ellc
stuk. lang, bevattende Zaaden, die wegens de lekker-
hm ller‘ gegeten worden. A c o s t a merkt aan, dat
’ * de. Takken zeer broofch zyn , de Vrugt een Voet
lang , ter dikte van een Radys en agtkantig (*).
Gedagte Heer B u rm a n n u s geeft de Afbeelding
van een Takje der CeylohfcKe Morin-
ga, waar in zyn Ed. ook tien Meeldraadjes aangetroffen
h e e f t e n het Gewas fchynt, buitendien
, veel te verfchillen van de Moringa of
Kellorboom van E ü m p h i o s , die zegt dat de
Bldfem daar van niaar v y f Meeldraadjes heeft.
Deeze Autheur noemt het een Boom, die niet
dik maar regt van Stam is , en, van een.byzon-
dere Takmaaking, groei jende de Takjes en Blad-
ileelen in de winkelhaak en gepaard o f tegen elkander
over, ’t welk ’er ten minfte dubbeld ge-
vinde Bladen aan .geeft. De Blaadjes zyn zeer
klein en teder, byna als die van de Tamarinden.
D e Boom is door zyne regt opgaande Takken,
gemakkélyk van andere Boomen te onderfchei-
den. De Bloemen hebben één Blaadje waf langer
dan dé anderen, en als een Tongetje neerhangende.
Die van het Mannetje deezer Boomen
vallen a f , zonder Vrugt te geeven; maar
' 7 die
■ • -• m
(*) Dewyl deeze Vrugt zo Veel van die der andere Soorten
verfchilt, twyfelt L iN N a u s o fh ie r van geen byzonder
Geflagt behoorde gemaakt te worden, Munt, altera,
die van het Wyfje worden gevolgd door kanti- IL
ge Peulen, van één o f anderhalven Voét lang, F^ * u
in zekere weeke zelfftandighéid driehoekige Hoofd-
Zaadkorrèls bevattende , byha van grootte alsSTUK*
Lupinen. ‘ ' ; \ ™ ?T'
Door geheel liidie, zegt R u m.p h i d s , zyn
deeze Boomen gemeen, laafende z ig , éven als
onze W ilg en , van Stek voortreden. De Inlanders
noémenze Kellor, ’t welk daar van af-
komftig kan zyn , dat zy de Bladen tót Móés
kooken , of ftooven als Spinagie, met Melk
en Olie; maar van de Vrugten weeten zy nog
véél fmaakclyker Geregten te bereiden, ’t Is
zeker, dat deeze Boom ‘ een vluggen, fcherpen
Geest bevat, die allerminst in de Vrugten, en
allermeest in de Wortelen heerfcht, wier Af*
kookzel , door UitWendige[Stooving of Baading,
tegen Jichtpynen en inwendig tot afdryving
der Stonden , wegneeming van' koude Slymige
Verftöppingen , en wat diés meer is,'gebruikt
kan worden. De Portugeezen' hebben ’er zelfs
een Tegengiftige eigenfchap aan toegefchree--
ven,
L i n n a u s geeft deeze Soort als den Boom* Het
^ • Graveelvan1
het Graveelhout op; waar van ik dit echterHout,
nergens anders gemeld vind. ' Wel is waar ,
indifen de Uithéemfche Boom , die ’t : Watéf
blaaüw maakt, van C, B a c h i n u s , hier toe
b eh o o rt,‘dan zou het deeze fchynen re zyn ;’
doch die daar aangehaald worden zyn Westin-
difche, gelyk die Boom in Méxikö gröeijende,
Bb 4 waar
II, Deel, II, stuk.