II.
A fdeel.
XII.
H oofds
tu k »
ï.
Pyrus
communis
Peereboom.
den Aardbezie - Boom van B r e y n , door den
beroemden Hoogleeraar Herman n u s in Plaat
gebragt, maakt deeze Soort uit , welke door
den Heer M i l l e tv ook is afgebeeld.
De volgende Soorten te laag van Gewas zyn-
de , om onder de Boomeri geteld te worden,
gaa ik over tot het Geflagt van
P y r u s . Ooftboom.
De Kenmerken daar van zyn wederom, wat
de Vrugtmaaking betreft, zeer weinig van die
der voorgaanden , en in ’t byzonder het laatfte
verfchillende. Hy heeft de Kelk in vyven gedeeld
, v y f Bloemblaadjes; het Vrugtbéginzel
daar onder, wordende een Vrugt met vyf Holligheden
en veele Zaaden.
Behalven de Peeren- en Appelboomen, zyn
hier ook de Kweeën en anderen' t’huis gebragt
, zo dat ’er zes Soorten in begreepen
zyp.
( i ) Ooftboom met gekartelde Bladen , de
Bloemtrosjes gejieeld.
Dee-
( j ) Pyrus Foliis ferratïs Pedunculis corymbofïs. Syst, Nat.
XII. Gen. 6 2 6 , pag. 344. P. Foliis fertaris, Pomis bafi pro-
du&is. Hort. Cliff. 190. Hort. Ups. 130. Fl. Suec. 401,4.36.
3Voy«N Lugibat. 266. HALL. Helv. 351. Pyrus fylveftris. ß.
B. Pin. 439. Dod. Pempt. 799. Var. Pyrus Bergemotta; P.
Boni Chriftiani; P. Moichatellina ; Fyra dorfalia eademtjpe
Libralia di&a. j . B.YöH, Hifi. 44- t l -
I c o S A N D R I A. 605
Deeze Soort bevat de Peereboomen , die g e -^W *^
woonly'k door de Vrugten van de Appelboomen x n . '
onderfcheiden worden , doch aan Blad en Bloe-Hoofd.
fem ook kenbaar zyn. De Vrugten, naamelyk,STUK‘
hebben doorgaans, een Hals waar mede zy aan
het Steekje zitten of ten minfte geene holligheid
of indrukking aldaar, gelyk in de Appelen
plaats heeft. Hier door , en door middel van
de byzondere gedaante, die des Winters zelfs
deeze Boomen van de Appelboomen onderfcheidt,
maakte de beroemde T o d r n e f o r t van ieder
een byzonder Geflagt. Men vindtze in ’t Griekfch
Apios genaamd ; de Franfche naam, Poirier ,
fchynt van den Latynfchen Pyrus afkomftig ,
daar de HoMandfche Peereboom , de Engelfche
Pear - Tree , en de Hoogduitfche Birnbaum ook
hunne afleiding van hebben.
De tamme zyn naast denkelyk hunnen oir-
fprong fchuldig aan den Wilden Peereboom, die
natuurlyk in Europa groeit. Men vindt denzelven
in Sweeden, in Engeland, Duitfchland en
Switzerland , ja zelfs in onze Provinciën. De
Heer Ha l l e r , die deezen , weleer Pirajler
genaamd, aan de kanten der Bosfchen en op
dorre Landen waarnam, zegt, dat het een groo-
te Boom is, gedoomd, hard van Hout, de Bladen
fpits ovaal, rondom getand en glad; de Vrugten
Peerachtig , doch zeer wrang en byna oneetbaar
hebbende. Daar van zyn echter aan-
merkelyke Verfcheidenheden, ten opzigt van de
hoedanigheden der V ru gt, doch op ver na zo
veel