II,
A fDEEL.
IV.
Hoofdstu
k »
I.
Cornus
Florida.
Bïoemryfee.
een Steeltje h e e ft, beftaandé uit viér ovaalë'
gekleurde , afvallende Blaadjes , twee kleinere
tegenover elkänder. Het BloemJndsje zeer klein 4
viertahdig, zittende op het Vrugtbeginzel, afvallende.
Vier Bloemblaadjes, die langwerpig $
fpits , plat zyn , kleiner dan het Omwindzel.
Vier Elsvormige, rëgtopltaandé, Meeldraadjes»
langer dan- de Bloemkrans, met rondagtige opleggende
Knopjes. Het Vrugtbeginzel rondagtig ,
met een Draadvofmigèn Styl , zo lang als dé
Bloem, hebbende eehèn Hompen Stempel. Dé
Vrugt is een rondagtige genavelde Befiè, bevattende
een Steentje met twee holligheden, en
in ieder van dezelven een langwerpige Pit.
Zes Soorten zyn thans in dit Geflagt opgeteld
, van welken vier, als Boomagtig eii
Boomen zyndej hiér t’hüis behooren ; moetende
de twee overigen onder de Kruiden be-
fchreeven worden.
De eerfte Soort voert den naam van Bloem'
ryke, en wordt onderfcheiden als völgt.
( 1 ) Kornoelje - Boom, die het Omwindzel zeer
groot heeft, van Hartvormige Blaadjes.
Deeze Soort , die in de Bosffchen van Vifgï*
( t ) Corr.us arborea , involucro inaximo, Foliolis óbcorch-
tls. Sysi. Nat. X11. Tom. 11. Gen. 149. S'p. I. Hort. Cliff.
38. Hort. Ups. 29. Roven. Lugdbat. 149. CRON. Pïrg. 17i
KAlm * Hik. II. p. 321. Cornus m'as Virginiana, Flosénlia!
Sec. Pluk. Alm. i t o . ' f . 26. f. 3. CATESS, C*,rt T, 27*
Seligmann Vogtlm. T. Band, Plaat LIV.
giniö en Penfylvanie groeit, munt uit in groot- H*
te van het Omwindzel , dat op zig zelf als ^Fjy^L'
een Bloem uitmaakt , waar binnen eenige klei- Hoofd-
ne Blommetjes vervat zyn. Het beftaat uit stu k .
vier Hartvormige Bladen, gemeenlyk groenag-
tig wit , doch fomtyds Roozekleurig , en zig
alsdan als Roozen o f als de Bloemen van
Stokroozen vertoonende: want zy hebben omtrent
de grootte van een Handpalm. P lu*
k e n e ï i u s noemt hem, derhalve, Virginifchs
Mannetjes Kornoelje - Boom , die de Bloemen
in Trosfen byeengevoegd , en met een wit
vierbladig Bloemhulsje Straalswys omringd heeft.
Op deeze Bloemen volgen Bosjes van twee
tot zes digt by elkander zittende roode Bes*
fen, welke zeer bitter van Smaak zyn. Deeze
blyven dikwils tot in ’t Voorjaar aan den
Boom , en maaken hem des Winters zo we*
tot een Sieraad der Bosfchen , als in de Zo .
mer, wanneer hy met zyne heerlyke Bloemen
praalt. Hy wordt van de Engelfchen in Karo-
lina Dogwood geheten. Zyn Hout is wit
en zo vast als Palmboom - Hout: weshalve men
hetzelve tot Weevers - Spoelen, Wiggen, Schaa,
ven en ander Timmermans Gereedfchap, gebruikt.
De Stam wordt fomtyds wel agt o f
negen Duimen dik: de Bladen gelyken naar die
der Europifche Kornoelje - Boomen, behalve dat
zy fraaijer en -grooter zyn.
E (2) Kor