II.
Afdeel.
III»
H oofd-
STUK.
Jlnmdo
Hawèos.)
ïismboeiga.
tytel yan Arundo voert, zyn, eene tweekleppige
Kelk, en famengehoopte Bloempjes, die
met zekere Wolligheid bekleed zyn. Het bevat
zes Soorten , waar van de eerfié, die in
5t algemeen een Boom genoemd wordt, hier
in aanmerking komt, behoorende de overigen,
gemeenlyk Riet genaamd, tot de Grasplanten.
CO Arundo wet veelbhemige Kelken en dris
ongefteelde Aairen.
Onder den naam van Boomagtig Riet, Mam-
bu en Bambu genaamd , komt dit. voor by
P l u k e n e t i ü s . Gemeenlyk noemt men
het (Bamboes-Riet o f Bamboezen. De lylala-
baarfe naam is Ily. Sommigen meenen wel ,
dat het, wegens de kruipende en knoopige
Wortelen , die uitrde Leedjes Vezelen uitgee-
ven, eigentlyk tot de Soorten van Riet te betrekken
zy : doch de verbaazende . hoogte en
de Boomagtige geflalte doet ’er my hier plaats
aan geeven. Die van Ceylon noemen het zelfs
Unaghas, dat is Koortsboom; om dat de Cin-
ghalers verzekeren, dat diegenen met de Koorts
be-
( r ) Atur.do Calycibus multifloris , Spicis ternis fesfïlibus,
Syst» Nat. XII. Tom. II. Gen. 94. p. 100. Arundo Atbor
C . B. Pin. 18. Hort, Ciiff. 25, Ttl. Zey larie, 47. R.OYEN
Lugibat, 67. Tabaxir & Mambu arbor. j . Bauh, Hiet, I. p,
i22. Hy. Hort. Mal, I* p. 25, T. 16. Raj. Hifi. II, p,
IgIJ, EURM, Ze fi, p, SS. BURM. Fl, Ind, pi, 30.
bevangen worden, welke zig in Wateren
den, waarin de Bloemen van dit Gewas afge-
yallen zyn, Hoofq
De Steel of Stam der Bamboezen verheftSTUK*
zig tot twee o f clrie Mans hoogten, eer hy
Takken uitgeeft, en dan bereikt het Gewas,
verder , dikwils de hoogte van vyftig o f zestig
Voeten. Joeg zynde beftaan dezelven als
uit een Merg van fyne Pypjes, met een naam
we Pyp in ’t midden , doch ouder wordende
vergroot die binnenlte holligheid zodanig, dat
de Bamboezen als holle Buizen zyn. De Stam
en Takken zyn rond , met een groenen Bast
bekleed, en geeven aan de Knoopen der L e den
langwerpige fiyve Doornen ui t , zynde
aldaar ook met een Lloutig middelfchot ge-
flooten. Dit maakt, dat de In^iaanen zeer
bekwaamlyk de Rukken van dikke Bamboezen
tot Vaatwerk gebruiken kunnen, om eenig
V o g t, gelyk den Palmwyn, te ontvangen en te
bewaaren. C n u s i u s befchryft een Ruk van
een Bamboes , dat zevenentwintig en een hal-
ven Voet lang was, en van onderen twintig
Duimen in den omtrek hieldt , dat is meer
dan een half Voet in middellyn of dikte. Aan
de- Knoopen komen Bladen vo o rt, van een
Span lang en een Vinger breed, fpits toeloo-
pende , en dus veel naaf de Bladen^ van het
gewoone Riet gelykende, aan de kanten ruuw
en groen. De Bloemen groeijen ook by Aairen,
naar die van Tarw gelykende, welke tropswys*