eRa A g t m a n n i g e B domb v .
A fdeel. ^at Lichtwood een Lichtgeevende Boom zou b<%
VIII. tekenen, gelyk R a y van een zodanigen Ja-
H dofd. maikafchen fpreekt, welke de Boom der Lichtende
o f Vuur - Vliegen van J o h w s t o n mis-
fchien zou kunnen zyn (*).
v. _ (5 ) Balfemboom met drievoudige effenreindige
Ciieadmfis, Bladen en éénbloemige zydelingfe Steeltjes.
Balfem van
Boom. Met den bynaam van deeze Soort fchynt
L i n n je ü s den Boom , die den zo berugten
Balfem van Gilead voortbrengt, te willen betekenen.
Gilead, een Gebergte in Judéa’, was
oudtyds vermaard , wegens ’t voortbrengen van
een voortreffelyken Wond - Balfem ( f ) . Men
bragt van daar denzelven s die deswegen den
naam ook voerde van Balfem van Judéa of Jood-
fche Balfem 3 als een Koopmanfchap, in Egypte
( I ) . Naderhand , toen deeze Balfemboo-
men in ’t Beloofde Land , door deszelfs ver-
woeftingen , misfehien uitgeroeid of verwaarloosd
waren, heeft men dezelven op zekere
be-
( * ) Arbor Ineens Jamaicends noftras. Raj. Hifi. Plant.
Arbor Muscarnm fplendentium. Johnst. Dcndrol, 47t.
(s) Amyris Foliis ternatis integerrimis , Pedunculis uniflo*
ris lateralibus. Syst. Nat. XII. Mantisf p, 63* DisC de Opo-
balfiuno. Amten. Acad, Vol. VII. p. Sj.
( f ) Is ’er geen Balfem in Gilead ? is geen Heelmeefier
aldaar? Jerem. V 111. Vers , Gaat henen op na Gilead en
haalt Balfem, Gy Jonkvrouwc , Gy Dog ter van Egypte jEBfM.
XLVr. Vers. 11.
(\) Zie Ge n . XXXIV» Vers. 2 ; .
bdlootffl plaats in Egypte aangekweektdoch dit
is ook door den tyd vervallen: misichien , om Y11U
dat men den Balfem gemakkelyker , door mid- hoofd •
del der Reistogten van de Turkfche Karavaanen
maar Mekka, van de Arabieren kon bekomen,
Dus hééft dezelve dan ook, federt, den naam
van Balfem van Mekka gevoerd (*)•
Aangaande den oirfprong van deezen Balfem
is men nu onlangs eerst wel onderricht geworden.
Zyne tegenwoordige Deenfche Majefteit ,
goed gevonden hebbende eenige Geleerde Man*
nen af te zenden naar Arabie, ten einde , door
een naauwkenrig onderzoek van dat Gewest
des Aardbodems , verfcheide duiflerheden, die
*er nog in de Natuurlyke Hiftorie van den Bybel
zyn , ware 't mooglyk , op te helderen , zo
weidt de Sweedfche Heer F orskaol , een
groote Natuurkenner , tevens in de Oofterfche
Taaien zeer ervaren en tot Hoogleeraar te Koppenhagen
verheven zynde , daar in betrokken,
De Groote L i n n a d s , nu, niet minder ieverig
(*) lk heb evénwel, voor eenige Jaaren, op een Verkoo-
ping eens een Flefchje gekogt, dat thans in myn Simpliciën-
Kabinet berust, omtrent een Once bevattende van een Balfem
, met een aanhangend Briefje Balfem Gilsat, Ulrïch Ec*
ken, 1736 , Sept, 20, Dit zal waarfchynlyk door dien Pcrfopn ,
in dat Jaar , uit de Levant medegebragt zyn. Die Balfem ,
derhalve by de veertig jaaren oud , is thans nog zeer aangenaam
van Reuk . Goudgeel en vloeibaar; ja veel vloeibaarder
dan de Balfem van Mtkk* , zogenaamd, welke ik uit een
groote veelheid, voor omtrent tien jaaren hier aange rragt,
daar nevens bewaar.