i l 4 V y f MANNÏGE CoO^IENi
II. 1 Dopende, die met elkander een fraaije ronde
'öy EL' Kroon maaken* De Bladen groei jen by bos*
Hoofd- fen, zyftde puntig oVaal, ruim zeven Duimen
s x uk. jaflg met een Steeltje van derdhalf Duim,
dat in een ronde middelrib eindigt , Welke
wederzyds een fierlyk geaderd Netwerk uitgeeft
, zyiide de Oppervlakte met eene zagte
Wolligheid bedekt. Uit de Oxels der Bladen
komen Steeltjes voort, die een groene Schee-
de dradgen, bevattende een Blöem, ais die van
den Doom-Appel, zynde eén half Voet lang,
aan ’t end Wyd, en in v y f witte Slippen ge-
Iheeden , die fpitfe enden hebben, welke een
weinig krom zyn. Dus is deezê Bloem- aan %
end zes Duimen breed. Hy heeft v y f witte
Meeldraadjes met Knopjes Van een half Duim
lang, en de Styl zit Op een Vrirgtbeginzel, 5t
welk een Zaadhuisje wordt', dat Eyrönd is ,-
ruim twee Duimen lang eh breed , in twee
holligheden de Zaaden > bevattende. De Bladen
worden met veel uitwerking tot rypmaaking
van Gezwellen gebruikt, zynde Zeer verzag*
tende en tevens oplösfende.
N I c O T I A N A.
De Bloem is Trechteragtig, mét eeften ge.
plooiden Rand : de Meeldraadjes geboogen :
hpt Zaadhuisje tweekleppig, in twee Hokjes
verdeeld.
In
B e n s d a n d r i a . 115
In dit Geilagt zyn zeven Soorten, waar van ÏI,
de laatfte alleen hier in aanmerking komt ( t) . AnyEEt*
Deeze wordt bnderfcheiden door de be- Hoofd-
naaming van Tabak met gefteelde Hartvormi-STtJJC*
ge gekartelde Bladen , de Bloem- en Vrugt-
trosien omgékromd, den Steel Jeukerig ge- Brandende;
doornd en Heefteragtig. Het is, volgens Pater
P l d m i e r , een Boom. Hy noemtze Boom-
agiige üitermaate Doornige Tabak , mei eene
miagtige Bloem Dè Bladen zyn zeer groot;
de Bloemen Grynsagtig , ett het geheelè Gewas
Stekelig gedoomd ó f brandende op ’ t aan-
raaken, gelyk de Braudenetelen. Het groeit in
Zuid - Amerika.
S T R Y C It N O S.
De Bloem is in vyven verdeeld: de Vrugt
een Bezie met ééne Holligheid en een Hou*
tigen Bast.
De beide Soorten van dit Geilagt zal ik i
wegens haare overeenkomih'gheid in eigen«
fchappen, alhier befehryven»
O ) Stry-
(1) Nicotiana Fóliis petiolatis cotdatis erenatis, Racemii
reciirvatis , Caule aculeato , prariginotb , frutescenté. Syst.
Nat. XU. Tom, II. Gen, 247. Nicotiana Arberescens IpU
nolisfima, Flore exalbido. Px-UMt. Sp. 3, Icon, 2111.
H 2