II ( 3) Triehilia met drievoudige Bladen, ,
A fdeel. -
X. L oefling , die ze Triehilia Halefia ty-
telt, heeft deeze Soort in Zuid-Amenka gein.
vonden, in de Landltreek van Cumana, alwaar
^itïebla Spanjaarden haar Cerafo macho, dat is Groo-
dige,ue * te Kerfenboom noemen. De Heer J a c qü i n ,
die het Gewas op drooge Velden van ’t Eiland
Kurasfau waarnam , zegt dat het een Boom is
van vyftien Voeten hoog , hebbende ook eenen
onaangenaamen Reuk. De Stam is , dikwils
van den Grond a f, zeer bezet met Takken. De
Bladen, die ook ovaalachtig, maar aan % begin
breed zyn , flaan drie aan een Steeltje. De
Bloemen zyn klein en wit: de Zaadhuisjes rond
en groen, met bruinachtige Stippen, bevattende
enkelde Zaaden. Van den Wortel wórdt
door de Slaavinnen, in Afkookzel, gebruik gemaakt
tot afdryving van de Vrugt.
iv. (4) Triehilia met de Bloemtrosfen aan ’t end
Terminal; fa f Takken*
Endbloemige,
- i
Een Boom van twintig Voeten hoog,, met
een uitgebreide Kroon van Takken, die byna
op den Grond neerhingen, en zeer gladde, gevinde
Bladen , hebbende de Bloemtrosfen aan
st end der Takken, werdt door den Heer
J AC-
(3) Triehilia Foliis ternatis. jACq. Amer, p, 1-25. T. Si
Triehilia Halelia. Loefl. h in . iSs.
C4J Triehilia ftacemis terminslibus. ]Acq. Amer, p. 130.
Jacquin by Kingfton op Jamaika, aan den ®
W e g , in de Maand January bloeijende gevon- 'D^FLe
den. De Bloemen waren zeer talryk, zy flon- Hoofd-:
ken en geleeken in de eerile opilag naar die derSTUK:*
Melia , doch by nader onderzoek bevondt hy
dat de Meeldraadjes niet vereenigd waren. Vervolgens
, de Vrugt willende onderzoeken, vondt
zyn Ed. tot zyn leedweezen, dat die Boom was
afgehouwen.
S wi E T E NIA.
Dit Geflagt heeft zynen naam naar den vermaarden
Heer, Baron van S wie t e n , L yf-
Arts en RaadWan Haare Keizerlyke Majefieit,
door wien niet alleen de Geneeskunde te Weenen
zebr opgeluifterd, maar ook de Kruidkunde
aanmerkelyk bevorderd is -, alzo hy by de Keizerin
heeft weeten te bewerken, dat de Uni-
verfiteit dier Stad met eenen Kruidtuin voorzien
• werdt: zynde de gedagtenis van dien Heer dus
door Jacquin vereeuwigd. Hy is in ’t
voorleeden Jaar den weg van alle Vleefch gegaan.
De Kenmerken befhaan in een Kelk die in
vyven gedeeld is , met v y f Bloemblaadjes: een
Cylindrifch Honigbakje met de Meelknopjes
aan zynen Mond: het Zaadhuisje met v y f Holligheden
, Houtig, van onderen gaapende, en
gewiekte Zaaden, die op elkander leggen, bevattende.
De