]I# van eene Soort, welke de voorigen in Geur te
A fdeel, boven ging. Die hy ’er van gezien hadt, waren
H oofd Melkgeevende Boompjes van v y f Voeten hoog,
stuk. met dergelyke Bladen en GeRalte als de voor-
gaanden. Deeze gaven, twee Maanden lang ,
Bloemen uit , die op elkander volgden, zynde-
geheel geelagtig , doch wier Rand, zelfs na 7t
afvallen, opflaande en geflooten bleef, zynde
op dergelyke manier byrta omwonden, als dit
in de Malvaviscïis plaats h e e ft, die voor het
afvallen zig lluiten. Deeze Bloemen ruiken niet--
ternin Veel iieflyker dan de anderen, hebbende,
zyns oordeels , ëehen Geur , welke dien van
alle andere Bloemen Overtreft. Op Kurasfaü,
daar men deeze in veel waarde houdt, geeft
men ’er den fierlyken naam van Don%ellas of
Maagden aan, dewyl zy nooit ontluiken (*j* .
in. (3) Plumeria met Lancetswyze , gefteelde
Stompe.
Die Soort , tot welke de Heer J. B uk-
M a n k tj s de Roode Plumeria betrokken heeft a
wordt hier door L i R n ^ us als eene derde
Soort
O ) JACQj Amt*. Bijl. p. 37-
(3) Plumeria Foliis lariceolatis petiolatis obtafis. Syst. Nat^
XII. Tom. II, p. 190. Plurtteria Plöre nivéo , Foliis brevla-
tfbus obtufis. TouatïF. 6s9< Catesb. Car. II. T. 93.
Plum. Ie. 232. Flos convolutus. RUMEH. Amb. IV. p. SJ,
T, 38. EUEM, pi. tnd, p» 60,
gooit voorgefteld, onder den bynaam van S im -
pe, dewyl zy de Bladen wat korter en aan ’t v>
end eenigermaate Romp heeft. Hier toe zou Hoofd-«
een Bloemdraagende Heefter van R o m p h i d s stuk.
behooren , die den onderften Stam een Been
dik h eeft, zig dan drie of vier Voeten boven
den Grond in drie Takken verdeelende , welke
ieder wederom drie Takken uitgeeven ; zo dat
de verdeeling van dit Gewas altoos een Driesprong
maakt. Het Hart is vo o s , de Schors
Afchgraauw en broofch, als Oiieagtig. Aan
de uiterfle Twygen , die groen en dik zyn,
komen Bladen vo o rt, wel twaalf o f veertien
Duimen lang en eenigermaate naar die van
de Mangha brava gelykende , gefteeld, doch,
-volgens de Afbeelding, geenszins Romp aan
’t end. Het end van die Twyg geeft een dikken
Bloemfleng ui t , wTelke, op zynen Top 9
een Kroon o f Krans heeft yan bloemen , naar
die der Narersfen gelykende. Voor dat dezel-
ven open gaan , zyn de 'Bloemblaadjes als in
malkander gedraaid , en dit is de reden , dat
R u m ph u i s ’er den naam van Samengerolde
Bloem aan geeft. De Bloemen, zegt h y , beRaan
ieder uit v y f Schulpjes, aan de kanten wit, van
binnen hoog geel en zeer lieflyk doeh geil van
Reuk , hebben geene holligheid o f Draadjes ;
zo dat dit waarfchynlyk onvrugtbaare Bloemen
betekent. Immers het Gewas droeg op Ambon
ook zelden Vrugt, wordende aldaar en op an-
M 4 4e