J1* draadjes met een enkelden Stempel. Het Zaad-
VII f.L* hüiïjè is een Bezie.
H oofd- Daar moet dus van de deeien der Vrugtmaa-
STUK- king meer bekend z y n , dan R v m p h i u s op-
&e e f t» die aar»mcrkt, dat de Boomen van het
Witte en Geele Sandelhout wel bekend zyn,
doch die van het Roode Sandelhout niet. De
eerden, naamelyk, groeijen overvloedig op Ti-
mor en eenige omleggende Eilanden , als naar
het Westen op Spuw , het welk deswegen het
Sandelbofch genoemd wordt, en op de Zuidzyde
van Ende; doch het is aldaar, zegt hy, niet in
achting. Timor behoort tot een reeks van Eilanden,
die beoosten Java leggen, en den Indi-
fchen Archipel aan de Zuidzyde als befluiten.
Plet Sandelhout groeit op veelen van die Eilanden
en zelfs op Java, doch het valt overal niet
even goed, en fommig meest wit, hétwelkweinig
geacht wordt en Garzias-Hout genoemd.
Aan de Noordzyde van Timor valt het best in
de Havens van Mena , zynde meest geel en
wegens de Vertiering van dit Sandelhout op
China en door geheel Indie, als ook wegens den
Slaavenhandel , is het dat de Nederlanders ebne
Vastigheid houden op dit Eiland, dat voor ’t
overige ten deele onder de Heerfchappy der
Fortugeezen, ten deele onder die der Makasfaa-
reh Raat. Het Geele Sandelhout is. hier door
op Java zo gemeen , dat Vermogende Luiden
!,f' Batavia daar van Doodkisten laaten maaken ;
ter-
297
terwyl het witte overvloedig op het Gebergte
of in de Bovenlanden groeit. *
Ik moest van deeze beide Soorten te gelykHooFD-i
fpreeken, om dat, zo Rumphius aanmerkt,stuk‘
de Boomen van hetzelve meest in de, G r o e y - ^ f ^ '
plaats verfchillen. Zelfs verklaart h y , van de
T'imorcczen verftaan te hebben, dat ’er aan het
Hout der jonge Sandelboomen geen Kleur of
Reuk i s , komende de Geelheid niet 'daar in dan
door den Ouderdom, en flegts plaats hebbende
in het Hart , terwyl het Spint of buitenlle altoos
wit b ly f t : doch in de Witte Sandelboomen
komt nooit iets Geels te vöorfchyn.' Men
wil dat het onderfcheid tusfehen deeze Boomen,
wanneer zy liaan te groeijen, niet te ont--
dekken is. Men kanze ook van andere wilde
Boomen , op eenigeri afltand, naauwlyks on-
derfcheiden , dan daar aan, dat de Schors licht
graauw is met. eenig ros gemengd. Z y hebben
de hoogte van Ockernooten - Boomen, en de
Takken verdeden' zig in veeïe dunne Rysjes,
waar aan de Bladen in ’t kruis tegen elkander
over Haan. Zy gelyken naar Peereboom - bladen
, zynde omtrent vier Vingerbreedten lang
en drie breed, met veele evenwydige Aderen ,
die fchüins van de Middèlrib af loopen; in de
jonge Boomen hoog groen , aan de ouden wat
naar ’t geele trekkende. Van het Bloeizel wisten
hem de Timoreezen niets te zeggen. De
Vrugten hebben de figuur en grootte byna van
de Laurierbesfen , zynde eerst groen, en wor-
T 5 den