K j]
Im I I '
\Wjm
ii.
Afdeel <
V.
Hoofdstuk,
vii,
Plumeri,
alba♦
"Witte,
(2) Plumeria met Lancetswyze omgekreukte
Bladen; de Bioemjleeltjes van boven knob-
Deeze Plant is onder den naam van Zeer Z
hooge Boomagtige Oleander , met fmalle Bladen
en witte Bloemen , door den Heer S l o a n e
vcorgeileld , die dezelve in zekere Landftreek
van Jamaika overvloedig groeijende hadt gevonden
» De Heer J a c q u i n nam ze op Rots-
agtige plaatfen aan de Zeekust op , ’t Eiland
Martenique waar. Hy zegt, dat het een Boom
is> van geftalte als d‘e voorgaande Sóórt, doch
niet zeer Takkig en zelden hooger groeijende
dan vyftien Voeten, De Bladen maaken een digt
Loof uit, De Bloemen zyn wit met een geelagtige
Keel en ongemeen aangenaam niet alleen, maar
ook zeer fterk van Reuk, De geheele Plant
is vol van een Melkagtig Sap, gelyk de andere
Soort. Kort vóór zyn vertrek was ’er een
Gerugt, dat men ontdekt hadt, hoe het Geheim
der Wilden in zekere Ziekte , Epian genaamd
,; welke een Soort van Spaanfche Pokken
fchynt te zyn , te geneezen, alleenlyk in
het
f e ) Plumeria Foüis lanceoiaris te vo! ut is , Pecluncujis fopernc
tuberofis. Syst. Nat, XII, Tom. 11. p. is/o. Plumeria Flore
niveo &c. Plum. $p. 20. Ic, 131, Apocynum Amer. frutes-
cens , &c, Comm, Hort, Amjï. II. p. 47. T. 24. Nerium
arboreum altisflmum, &e. Sloan, 11 ijl. Jam, II, p, «2, Rat,
Dendr, 114. HEEM, Parad, 49.
e 3 r| ü 1 ij
mm ! Ill I
het drinken van ’t Afkookzel der Wortelen ix»
van deezen Boom , dien de Franfchen Fran-^FD*ZL’
chipanier blanc tytelen, bellend. Hoof*d-
In de Keizerlyke Tuin te Weenen tierde stuk.
deeze Witte Westindifche Jasmynboom ook
zeer wel, doch hadt ’er nog niet gebloeid. Het
zelfde verhaalt C o m m e l y n , .aangaande den
genen, welken men alhier in de Hortus Medicus
bezat , die door hem zonder Bloemen is vertoond.
De Heer B u r m a n n u s , die de A fbeeldingen
van deeze, zo wel als van de voorgaande
, uit de Werken van P l u m i e r aan ’t
licht gegeven h eeft, merkt aan , dat ’er van
dit Geilagtaanmerkelyké Verfcheidenheden zyn ,
zo ten opzigt van de Bladen en manier van
bloei jen, als van de Kleur der Bloemen, welke
, zo het Gewas nog al aan ’t bloeijen ge-
bragt wordt in onze Broeihuizen , doorgaans
bleek en klein blyven, verdwynende eer zy tot
volkomenheid geraakt zyn, zonder dien aange-
naamen Geur.
Dus heqft de Heer Ja c q u i n nog een der- Plumeria
gelyk Gewas waargenomen , dat een Boompj e&eukdoo*
maakt van agt Voeten hoog, met eenen regtenze*
Stam en zeer weinige Takken. Hetzelve hadt
de Bladen van de Roode Plumeria , maar de
Bloemen waren Reukeloos en wit; eens zo groot
als die der anderen. Dit kwam by Karthagena
veel in de Bosfchen voor.
Aan den anderen kant fpreékt hv wederom Plumeri
m i tuiiea. vanBelèhaain,
IL Deel, tl Stuk.