II. Land met Wagten bezetten, op dat hunne Na-
^ deel. |3uurcn Jjuq die niet ontrooven mogen. Zy zyn
Hoofd tweemaal *s Jaars, zegt h y , met witte of Violette
stuk. Bloemen beladen, waarop dan Vrugten volgen
Uad-a van even de zelfde Kleur. C atesby ze g t,
,u,men‘ dat de Vrugten meeftendeels blaauw, doch eeni*
gen ook geel of rood zy ü ; de Bladen Hartvor-
mig, en hy maakt ’er een Ileeiter van, die v y f
tot tien Voeten hoog wordt. Pater L ab at
ze gt, dat fommigen het een Appelboom heeten,
om dat de Bladen meer naar die van de zoda-
nigen, dan van Pruimen, gelyken zouden. Hy
hadt ’er nooit gezien, wier Stam meer dan zes
Duimen dik was: de Bladen waren byna rond,
blinkend geelachtig groen. Hier van dan moog-
lyk de Gellagtnaam. De Groeyplaats was meest
op Zee - Oevers en Steenrotfen. De Heer
J A c qu i N zegt, dat dit Gewas op de Karibi-
fche Eilanden, en aan de nabuurige Vaste Kust,
in Kreupelbofch en open Velden aan den Zeekant,
natuurlyk groeit, bloeijende byna het ge-
heele Jaar , doch in Juny en December de
meefte Vrugten geévende. Zie hier, hoe zyn
Ed. Let befchryft.
Het is een ongeregeld Takkig Boompje, van
drie tot tien Voeten hoog, hebbende een Roestkleurige
Schors met Afchgraauwe Stippen; de.
Bladen rondachtig Eyvormig, ftomp, effenran-
dig, Lederachtig, glanzig, zeer kort gefteeld,
overhoeks geplaatst, twee Duimen Iang\: de.
Trosfen Takkig, Tuilachtig,los.en kort,aan de,
enden
enden en in de Oxelen: ;de Bloemen Reukeloos, .
klein en wi t , zeer naar die der Pruimen gely- XIL
kende: de Vrugten rondachtig, ongevaar een Hoofd-'
Duim dik, nu eens effen, meest met v y f , dochSTUK«
ook met zes o f zeven Sleuven; de Kleur, naar pJuZÏL
*t verfchil van Plaats en Grond, rood, paarfch,
geel, witachtig of gemengeld, zynde nooit van
hem blaauw gezien: waar uit zyn Ed. vermoedt,
dat dé Heefter van C a t e s b y mooglyk hier
van in Soort verfchille. Onder een dun Huidje
hebben zy een weinig wit Vleefch , dat zeer
vast aan den Steen z it, van zelfftandigheid als
gekookte Appelen , zoet en wrang, doch niet
onaangenaam van Smaak. De Steen , die altoos
fpits Eyvormig i s , bevat een zoete eetbaare
Pit. De Vrugten worden op de Markten ver-
kogt en raauw gegeten; hebbende zyn Ed.zelf>
eens zeer dorftig zynde , een groote menigte
daar van, zonder eenig kwaad gevolg, verilon-
den. In Suiker gekonfyt acht menze veel, en
Jaarlyks wordt een groote menigte daar van naar
Spanje overgezonden, De Spaanfchen noemen-
ze Icaco ’, de Franfchen Jcaques en de Engel-
fchen Cocco-Plumis\
C r a t j e g u s , Haag-Appelboom..
Onder de Twintigmannige Planten komt maar
één Geflagt van Tweewyvigen voor, en dit is
het, dat den naam voert van Cratcegus, afkom-
ftig van T h e o p h r astus , die de Eerfte
Soort zou bedoeld hebben.
O o 4
II, DEEJ» II.
De