II.
A fdeel.
X.
H oofdstu
k.
Kwas/lt•
H fu t,
* zie
bladz. 276,
t Zie
Bladz, 311
4.38 T i e n m a n n i g e B o ome n .
bereikte, eerst voor een Sapindus, daarna voor
een Soort van Zygophyllum doen aanzien, doch
de gefield heid van de Vrugt deedt blyken, dat
men ’er een byzonder Geflagt, van maaken
moest; gelyk het dan alhier verfchynt, L 1 n-
n je u s vraagt (*) , of niet de Amerikaanfche-
Nootebovm van C o m m e l y n , met gewiekte
in tweeën verdeelde Bladen, tot deeze eer dan
tot de Mdicoeca * te betrekken zy : doch dee-
1 ze zelfde is door zyn Ed. ook als overeenkom-
ftig met de eerfte Soort van Sapindus opgegeven
f , tot welke hy insgelyks door den Heer
’ N. L B ü r m a n n u s wordt t’huis gebragt.
Dit is zo zeer niet te verwonderen, aangaande
een Boom , die geen Bloem o f Zaad in onze
Lugtflreek voortbrengt ( f ) .
L i m o n i a . Lemisjes - Boom.
De gelykenis naar de Limoenen, die tot het
Geflagt van Citrus behooren, heeft deezen naam
opgeworpen. De Kenmerken zyn , een Kelk
in
( * ) Append. Spec, Ed, II. p, 1679.
( f ) Het 'is niet zeer veilig , daar omtrent befluften op te
maaken; anderszins zou het iemand kunnen vergaan als Plu-
xenetius, die aan Sloane gevraagd hebbende, welke Vrugt
de Ebbenboom van Jamaika voortbtagt , en verftaande van
een Peul als de Aspalathus , daar *p een Gewas in de Tuin,
Van Celfea , ’t welk hy zig verbeeldde die Ebbenboom te
zyn, in Afbeelding deedt brengen met zulk een Vrugt; wordende
, toén dit Gewas vervolgens Beslen voortbrsgt, met re-'
den uitgelachen. Zie bladz. 1 5 7 , 158 , hier voor. '
in vyven verdeeld, v y f Bloemblaadjes; een Be- U»
fie of Sappige Vrugt met drie Holligheden, ie- F^ Et*
der een enkelen Zaadkorrel bevattende, ’t Ge- Hoofd-
tal der Soorten is thans tot drie of vier ver-STUK*
meerderd, als
( 1 ) Lemisjes
Doorens.
Boom met enkslde Bladen en Lzmonu.i
monophyl-
la. '
Eenbla^Ji*
Van deezen heeft de Hoogleeraar J. B ü r -
m a n k u s een Takje met Bloemen naauwkeu-
rig afgebeéld, onderden naam van Ceylonfche
Wilde Lima entjes. Zyn Ed. dit Takje in het
Kruidboek van H e r m a n n u s , met den Cey-
lonfchen naam Dehighaha daar nevens gevoegd,
bezittende , zegt ’er van, „ de Stam van dee-
„ zen Boom is rond, effen en Houtig: de Bla-
„ den zyn fpits, dik , geaderd, effenrandig ,
,, overhoeks geplaatst op zeer korte Steeltjes;
„ onder welke een zeer fcherpe Doorn uitkomt,
,j en een Tros van kleine Bloemen , tien o f
„ twaalf te gelyk, waar op de Vrugten volgen.”
L i k m j&us niettemin , heeft het zodanig be-
fchouwd, als of de Bloemen voortkwamen uit
de Öxels der Bladen ( * ) , en ik kan, om de
waarheid te zeggen, in de Afbeelding ook niet
zien,
(1) Lim nia Folüs fimplicibiis Spinis, folitariis. Mantisf. alt.
p. 237. Lïmones pumili Zeylanici fylvesttes, BUHM. Zsyl. x<;3t
-Tab, 6j. f. 1,.
( ’f) Pedunculi Axillares conferti unifloii, Mant, alt, ibid,
E e 4
Ee*
II, P eel, II. 'Stuk.