w: Wii
i
igMj
II. aangehaald,, en dus onbedagtelyk ook in ’t Ver-
Afdebl. taaic]e Werk overgenomen : alzo deeze Soort
H oofd
STUK.
de Bladen veel te langwerpig heeft, om naar
die van de Cotinus te gelyken, Z y hebben
de figuur van Oranjebooms o f Laurierkers-
Bladen , gelyk P e t i v e r deezen Boom,
onder den naam van Vïrginijcht Amelanchier,
opgeeft* Hy wordt van zes tot tien Voeten
hoog , en groeit gemeenlyk aan de Oevers
van kleine Beeken en Rivieren in Virginie ,
zo Cat e se y aanmerkt.
n. (2) Franjeboom met de Steeltjes Pluimswyzc
geplaatst en veelbloemg.
Ceyloit- !
fche. Deeze Soort is ’t eigentlyk, welke de Bla-
ÏLfVT'iV’ den van Cotinus, dat is byna rond, h e e ft,
gelyk de nevensgaande Afbeelding van dit Gewas
, naar een gedroogd Takje uit de ryke Verzameling
van? den Hoogleeraar B u r m a n-
ïï ü s , aantoont. De Wolligheid aan de on-
derzyde der Bladen blykt daar in niet zeer
duidelyk, en de aangehaaïde van P l d k e -
N ET i u s verfchilt door de fmalheid der Bladen
hier van aanmerkelyk. De Bloemen gelyken
door haare pluisagtigheid, wegens de
die-
(-) chionemthus Pedunculis paruculatis multifloris. Flor, Zeyl.
14, Arbor Zeylanica Cotini Foliis lubtus Lanugiue villofis,
Floribus alhis Cuculi modo laciniatis. Pluk. Alm, 44. T.
241. f. 4. BuRM* 2 syl, 31« Burm, Flor, Ind, 6. ROïRtj
1 1 1 1 1 " l
diepe infriydingen en fnipperswyze verdeelin- Bi
gen, veel naar die van de Plant, welke by
de oude Kruidkundigen Flos Cuculi heet; zo H oofd J
dat men verkeerdelyk Cuculli fch ry ft: want3™ *
Cucüllus is een Huik o f Peperhuisje.
De Heer N. L . B u r m a n n u s betrekt,O OORIuDn4d<*<
hier toe ook den GhaeritJuighas, o f Runder-
boom uit het Kruidboek van P. Herman-
k u s , ’t welk in zyn Wel Ed. Vaders bezitting
is : wordende deeze Boom dus genoemd,
öm dat het Hout naar Runder - Beenderen ge-
lykt. Deeze Boom is in de Thefaurus Zey-
lanicus van den ouden Heer aangetekend.
De Bloemen zyn aan het gedroogde Takje
, hier afgebeeld , bleekroodagtig, en zouden
derhalve wel fchynen, Natuurlyk, niet wit maar
rood te zyn. De Wel Èd. Heer A. v a n
Royen fchryft ’er drie Meeldraadjes aart
toe. Derzelver getal kan ik , om dat zy zo
klein zyn , met geene zekerheid in deeze gedroogde
Bloemen waarneemen- L i nnai d s
z e g t , dat derzelver getal ook zeer dikwils
drie is : eene veranderlykheid , die de verdee-
lin g , volgens het Stelzel der Sexen, niet
weinig doet waggelen. Zyn Ed. voegt ’er b y ,
dat dit Geflagt naverwant is met den bloei-
jenden Esfcheboom.
Een zonderlinge Waarneeming wordt hier
omtrent te berde gebragt door den Heer
Adanson. „ De ChiomntJius nu twee Jaa-
„ ren geleeden te Trianon ge-ent zynde opt
C 2 eenen
11« DSfiJU* IX»