II.
Afdeel,
VJII.
H oofd*
STUK*
I.
^flmufop.
Elengit
Kauki.
Boom der Dolheid van de Mexikaanen genaamd,
welke men by H e r n a n d e z vindt, komt
wat de Olyfachtige Bladen aangaat, die met hun
vieren om den Steel of Takken ftaan, taamelyk
overeen. P. H e r m a n s z e g t , dat de Vrug-
ten naar kleine Appeltjes gelyken. W y zullen
dan dien Boom , tot nader opheldering , hier
.plaatzen,
M i M u s o p s.
De Kenmerken beftaan in eene Agtbladige
Kelk met zestien Bloemblaadjes , zegt L i n-
Njeüs thans, doch bevoorens hadt hy ’er agt
aan toegefchreeven en fpréekt thans van .’t getal
der Meeldraadjes niet: maar zegt datzy Elsvormig
zyn , het Vrugtbeginzel rond, wordende
een gefpitfte Pruimvrugt.
Twee Soorten komen in dit Geflagt voor ,
beiden haare Groeyplaats hebbende in Oost-
indie. -
( i ) Mimufops met de Bladen overlmh, ver
van elkander. ■
De naam van dit Geflagt is daar van afkomftig
»
(i) Mimufops Foliis alternis remotis. Flor. Zeyl. 138. Flos
'Cttspidum. Rumph. *Amb. II. p. 189, T. 63. Kauki Indorum.
PLUK. Almag. 203, EREY-N. Cent. p. 20. T. 8, Elengi. Hort. Mal.
I. p. 34. T. 20. Prunus Malabarica Fru&ti Calyculato. R AJJ
Hiß. 1544 BURM. Fl, Ind, p, 8(5,
o C T A N D R I A . 267
Alg, dat de Bloemen van deeze Soort e em g e r -^ ^ A
maate naar eens Menfchen Aangezigt gelyken yiIJ,
zouden. Met die' omfchryving, naamelyk, ïsHoofd-
een Gewas in het Mufceum Zeylanicum voorge-STKau^
fteld , dat den Ceylonfchen naam Munamal, ’
hier méde‘overeenkömftig, voert, en verzekerd
wordt de Elengi van den Malabaarfchen Kruid*
hof te zyn, tot een bynaam hier gebezigd. De
Hoogleeraar J. Dd r m a k n u s , evenwel, merkt
aan, dat de Bloemen van dat Gewas niets min-
der dan eens Menfchen Aangezigt vertoonen,
Zy hebben een aangenaame Reuk, en worden van
de Vrouwtjes op Ceylon als een Krans om den
Hals gedragen,
In de Aantekeningen op den Malabaarlen
Kruidhof, wordt dit^ een Malabaarfe naar den
Ölyfboom gelykende, 'met Peer eb ooms -Bladen en
eene welriekende gefternde Bloem, geheten. Dit
komt niet kwaalyk overeen met de Afbeelding
van B r. È y n , die aanmerkt, dat dit Gewas ,
i:i geltalte en grootte , veel naar den Lindeboom
zweemt, doch R u m p h i u s vergelykt
hetzelve by den Limoenboom , zeggende, dat
het na den Nagelboom een van de fierlykften is
van Kroon en Loof in geheel Oostindie, Bovendien
wordt het van de: Maleïjers Bonga Tan-
jong genoemd, * als de Princes van alle Bloem-
boomen. Evenwel moet zulks meest wegens
den lieflyken Reuk der Bloemen zyn, die door
haare kleinte den Boom weinig Sicnad kunnen
byzetten. R u m p h i u s noemt het den Boom
H. DEEL. II. STUK.