ïl% VVFMANNIGE BoOMÈPt.
K. Brafiliaanen en de Genipat van T h e v e t ,
V^ * zou de Panitsjika • Maram van den Malabaar-
H oofd fen Kruidhof zeer gelyken , zo C o m m e l i -
sTURi n u s aanmerkt* T o u r n e f o r t geeft een
zeer goede afbeelding van de Bloem en Vrugt
uit P l u m i e r , door wien het Gewas ook is
voorgefteld;
Het is een Boom , met Bladen als die der
Walnooten , en troswyze Bloemen aan de toppen
der Tw yg en , op ieder van welken een
Eyvormige Vrugt yolgt , die aan de beide
Enden puntig is* Volgens T h e v e t zyn ’er
verfcheide Soorten van Genipat in Zuid-Ame-
rik a, onder welken voorkomen , wier Vrug-
ten van de Indiaanen gekaauwd worden j om
’er dan, door het uitgedrukte Sap , de Huid
Ewartagtig blaauw mede te Verwen* in de
befchryving van den ClifFortfchen Tuin was
dit Gewas Thevetia door onzen Ridder genoemd
geweest, Zodanig eene Plant werdt,
uit den Tuin van Chelfea, in ’t jaar 175 5 ,
door het Genootfchap der Apothekeren te
Londen, aan de Koninglyke Sociëteit der Wee-
tenfchappen [aangebooden*
D A T U R A*
kenméï» De Kenmerken van dit Geflagt zyn : een
ken’ Trech-
Genipa Frmüu ovato* Plum. Spec, 20, U, iji}, Janipabzj
MARCGR, Üras, 92, P is , Jgrasi 153,
P E N T A N D R I A . H 3
Treclïteragtige geplooide Bloem, voortkomende^ II.^
uit een Buisagtige, hoekige, afvallende Kelk, y
waar in veele Niervormige, Zaaden. Hoofd-
Het 1 bevat zes Soorten,, van welken hierSTUiU
alleen maar de laatfte in aanmerking komt (*).,
Deeze .wordt daar door van, de andere Soor- p*tur*
. . ''arborea,
ten onderfcheiden , dat zy de Zaadhuisjes o:r Boomngti-
gewapend en knikkende, den Steel Boomagiig£e*
heeft. Pater F e u i l l e e noemt het een Boom •
agtig naar den Doornappel gelykend Go was ,
met een langwerpig onverdeeld Blad en eene gladde
Vrugt. Hy.hadt hetzelve 'in Chili, menigvuldig
gezien , alwaar, ; men ■ ’t gemeenlyk Flo-
ripondio noemt, wegens d e , voortreffelykheid •
Van deszelfs Bloemen,, „ W y hebben in Eu-
>, ropa geen Boom , die deezen (zegt hy) in
„ fchoonheid evenaart. Als zyne Bloemen ont-
„ looken zyn, dan overtreft haare Geur die
,, van alle onze Bloemen ,, en één van deeze
„ Boomen is genoeg in een Tuin, om de Lugt
„ daar geheel te balfemen.”
Het is een Boom , die een vryen Windvang
h e e ft, zig verheffende ongevaar tot twaalf
Voeten hoogte. De Stam is byna een half
Voet dik, regt en in verfcheide Takken uitloo
(*) Datura pericatpils ioermibus nutantibus, Caule arboreo,
Syst. Nat, XII, Tom, II, Gen. 245. Strarrionioides Arboreum,
oblongo & integro Folio, Eruftu laevi. Feuill, Peruv. Tom,
II, p. 761. T. T. 46.
H