38$ T ïenmanniö e Boomen.
II» (4) Ctelalpinta met een gedoornden Stam,) de
Afdeel. Blaadjes langwerpig ongelyfaydig , uitge-
Hoofd- ' f r a n d i x •*
STUK. ( , I
- ïT*. . Dit is de Boom,Ctfalpmia die het bekende Verwhout,
SappiK, . Sapan genaamd.uitlevert.- De Heer J. B ur -
Sapanhout. ^ x n N u s heeft hem getytéld, Groote Ceylonfcbe
Verw-Acacia Panftpah genaamde H e rma n -
.n u s gaf ’er den' byzondcren naam van Ery-
throxylon , ! o f Indiaanfch Roodhout aan , dat
zeer fterk gedoomd is, met Bladen van Cola-
téa, geele Bloemen en zeer grboté Haautfen.
Dit laatfte fchynt echter niet zeer toepasfelyfc
op den Sapanhout - Boom van ' R s m p h i ü s ,
wiens Peulen naauwlyks een Vinger lang en
anderhalf Duim breed zyn, dóch gezwollen >,
aan ’t end mét eèric kromme Haakigë punt. fc
Het wordt ibmtyds een Boomvan Tedélyfce
hoogte, maar het groeit Veelal met dikke Strui-
rken , leggende de Hoofdftäm en voornaame
Wortels gemeenlyk op de * Aarde*' Dé- jonge
Takken zyn zodanig ihet dikke Doörnen bezet,
dat zy naar die van de Eoozeboomen geïyken ,
doch
(4) Cifalpinia Caule aculeato, Foliolis o Won gis, inxqui.
lateribus, emarginatis. FI, Zeyl, 158. Mat, Mei, 203, Ligno
Biaiilianó fiörile* Cf* % Pia, 393; Lignuni Sappan. RümpiX
Amb. IV. p. 56. T. 21. Meist. It, $0* Tfilftv-parigam. Hort.
MA. VT. p. 3, T.' 2 , Acacia rtiajor tinftoria Zeylanica, Pan-
fapan BtiïiM. Zeyl. 3. Erytbrdxylon jive Ligniitn rubrum
Indicum fpinojisfimum. HEEM, Par, 332,’ Capfalpiriia
Sappan» Boem» Fkr, Ind» 9%
W ÊÊÊK ^K ÊÊIÊK IK ÊÊ^EEÊBÊÊÊÊÊÊÊÊÊBÊÊÊÊÊBI^^K Ê
ï ) E C A N D g i a; S » f
doch' aan de dikke Takken 2yh daar veelal dé ‘II.,
Punten afgeileeten, zo dat men dié beter be-AF^ EL*
handelen kan. Aan de Bladfteelen ftaan' Blaad- Hoófd-
jes, van naauwlyks een Vingerbreed lang, zeérSTL®-‘
tiigt gevind,en dan wederom Vinswyze laifëeïis*?*nhtüu
gemeenen Bladfteeï geplaatst. Tégen den' avond
ïluitefiPzy gig, V ederswyze, naar boven toe, op
db manier van de Bladen dér Tamarinden , en
hien kanze dan niet geen geweid openhouden.
De Bloemen groei jen AairsWyze of' aan Trosten
, ’ en beilaan uit Blaadjes van ongelyke grootte
, die aartige Bloemen uitmaaken, niet onaangenaam
van Rëük. De Haauwen, van grootte
kis gezegd Is , bevattende twéé of drie platte
Boonen.
De afkomst van deezeh Boom is uit het Ryk
van Siam, doch men heeft hem op de Eilanden
Van geheel Water -Indie uit Zaaden aangefokt,
zo dat hy thans menigvuldig in de Bergtuinen
der Indiaanen groeit. Het Hout heeft alleen
een rood Hart, dat niet veel plaats in de Stam
beflaat, gelyk het Brafilie-Hout; des ’er vee!
weg gekapt wordt, om het eigentlyke Verwhout,
dat fchoon rood is, te bekomen. Ten
opzigt van deszélfs waarde wordt naar de Groey-
plaats eén aanmerkelyk yerfchil gemaakt. Dat
Van de Philippynfche Eilanden of de Manilhe$
is het beste ; waar aan het Bimaas Sapanhout
volgt, dat op het geheele Eiland Cumbawa
groeit , en waar van de Stukken zelden dikker
Bb 2 . . dan tl. D k k i l i s iv it*
i'f’M I
« K
f l l