K,
A fdeel. X.
Hoofdstuk
»
ï.
xylon
Campécbianum
Kampêche
Hout,
daar toe bekwaam, opgaarende. Sommigen gee-
ven ’et den naam aan van witte Balfem , ten
einde hem dus van anderen die bruiner zyn,
gelyk de Balfem van Peru, te onderfcheiden.
H a ï m a t o x y l u m ,
De Kenmerken van dit Geflagt , dat zyne'n
Griekfchen naam van de roodheid des Houts heeft,
zyn : een in vyven verdeelde Kelk, v y f Bloemblaadjes
: het Zaadhuisje Lancetvormig, met
ééne holligheid en twee Kleppen, die Schuitachtig
gevormd zyn.
Men vindt ’er maar ééne Soort van ( 1 ) , welke
het zo bekende Kampêche - ïlout uitlevert,
dat van de Baay van Kampêche, in de na-
'buurfchap der laatstgemelde Provincie van Zuid-
Amerika, gelegen, zynen naam heeft. S l o a -
n E fielt deezen Boom voor, als een Soort van
Brafilie-Hout , 1 welk in Engeland den naam
van Logwood voert , wordende jaarlyks in menigte
door de Ingezetenen van Jamaika aan de
Baay van Kampêche gekapt, en tot Verwhout
naar Engeland gezonden. De Heer Ja c qu ï n
merkt
(i) Hsmatoxylum. Syst. Kat. XII. Tom. H, Gen, 519.’
p. * 9 3 . Hort. Cliff 160. roven Lugdbat. 465, Lignum Cara-
pechianum , Species qus.lam Braffiienfls. Sloan. Jam. 213.
Hift. I). p. 183. T, IO. f. r_4, CATESB, Car. III. T. 65.
I accj, Ob/erv. Bot. p . zo. Haematoxylon fpinofum, Foliolis
Ovatis, Racemis terminalibus, Ekown, Jam. I, p, 221.
merkt aan , dat decze Boom weleer op de Ka- II.'
ribifche Eilanden niet gevonden werde. Hy is A fdeel*
op St. Domingo, uit overgezonden Zaad , in hoofd-*
de Tuin van den Franfchen Gouverneur eerst stuk.
voorgeteeld , en naderhand daar door zodanig.,
vermenigvuldigd, dat men thans aan de zyden
van den Koninglyken We g , loopende van Kaap
François naar Jaqucfi, digte Haagen vindt, die
zig verfcheide Mylen uitflrekken , van deeze
Boomen met Citroenboomen vermengd ofbeurt-
lings geplaatst, en door afkappinge op een egaa-
Ie hoogte gehouden wordende. Op Jamaika
heeft zyn Ed. ’er ook in de Velden van King-
flon een menigte gevonden; doch deeze hadden
, zo wel als die anderen, niet voort gewild,
voor dat menze geteeld hadt uit op het Eiland
gewonnen Zaad. Hy heeft ’er wel duizend, van
Zaad, dat naauwlyks een Jaar oud was, in de
Broeybakken van Europa te vergeefs gezaaid.
,, Als men deezen Boom niet havent, dan
„ groeit hy gemeenlyk tot de hoogte van twaalf
„ Voeten, met den Stam op ’t hoogfle agt Dui-
„ men dik, zynde geheel bezet met korte Door-
„ nen. Hy heeft de Bladen ovaal, klein en
„ paarvinning. Aan dé enden van byna alle de
„ Takjes o f Looten zitten Aairachtige Trosfen,
„ digt en langwerpig, beflaande uit geele Bloe-
„ men van een zeer aangenaame Reuk. De
s, Zaadhuisjes zyn Vliezig en vuil witachtig.
„ De Stam en Hoofdtakken zweeten een Gom
„ uit, die dikwils ter grootte van een Hoender