II. dat zy zitten op een Kolom, die uit het mid-
A fdeel. ^en van je Bloem , in plaats van Stamper,
H oofd- opryst; even als in die Klasfe van het Stelzel
stuk. der Sexen , welke den naam van Gynandrin,
dat is JManwyvigen, voert. Dus wordt het Gewas
van P e u k e n e t i u s genoemd, eene
Driebladige Amerikaanfche Boom , met een
menigte van Meeldraadjes, die paarfche T o p pen
hebben, beflaandé» de Navel van de Bloem.
B r o w n e geeft ’er ovaale gladde Bladen aan,
en Trosfen op het'end der Takken. L i n -
n j e c s merkt aan, dat deeze Soort bovendien
, door de dunte der Bladen en de langwerpigheid
der Bloemblaadjes, van de volgende ver-
fchille.
n. (2) Crateva ,• die ongedoórnd is , met effen*
tT a p i I ° a randige Bladen , de zydblaadjes aan den
stink- voorften grondfteuh korter.
Appel
boom. _
Deeze heeft haaren bynaam van den Brafili-
aanfchen Boom, Tapia genaamd, door Marc-
g r &af en Pxso befchreeven , dien R a Y
noemt,
( i ) Crateva inermis, Foliis Jntegerrimïs, Foiiolis lateraltbus
Bafi antici brevioribus, Syst. Nat. X(I. Cr. inermis Fl. Zeyl.
Plant. I. p.444. Hort. C’iff. 484. Apioscorodon, f.
Arbor Americana triphyllos , &c. PLUK. Alm. 34 Malos Amer,
trifolia &c. Comm. I, p, l29. T. 67. Anona trifolia,
Flore Stamineo &c. Sloan. Jam. 105. Hifi. II. p. 169. Rat.
Dendr. 79. Nurrvala. Hort, M a l, UI, p. 49. T , 2*. Bubmf,
f l . Ini. p, 109,
noemt, eene Driebladige Brafiliaanfèhe, welke H.
een Vrugt draagt als een Oranje - Appel, binnen
welker Schors de Appel gevuld is met Steenen, Hoofd»
als Kerfen-Steenen, doch langwerpiger, zitten-stuk*
de ieder in zyn eigen Velletje. De Apioscoro-
don van Pl uite n e t i u s , Wilde Oranje-Appel
by dg Indiaanen genaamd , draagt Appelen,
die naar Knoflook Hinken. Dien zelfden Reuk
hebben de Vrugten der Driebladige Anona van
S LÓ a N E ,welke deswegen ,b y de Engeifchen,
op Jamaika, genoemd wordt, de Knoflook-Pee-
ren Boom.
Dezelve groeit omtrent dertig Voeten hoog,
hebbende den Stam van dikte als eens Menfchcn
Dye , met eene donker groene Schors.- Na
eenige Maanden Bladerloos geweest te zyn,
geeft hy aan' de enden der Takjes Bloemen uit,
welke op Steeltjes van twee Duimen lang zitten
, en lange groenachtige Meeldraadjes hebben
, met paarfche Knopjes, den Styl omrin-'
gende. Daar volgen Vrugten op, van grootte
als een Kaatsbal, die onder een ruigen Bast
een Meelachtig Vleefch, als van een Peer, bevatten
, dat zoetachtig is en naar Knoflook Hinkt.
By het middelpunt zyn veele groote zwarte Zaa-
den geplaatst. Deeze fchynt dan van de gedag-
te Tapia te verfchillen, en de Appelen van de
Nurrvala van Malabar, welken Comme l yn.
daar mede vergeleek, hadden een Wynachtigen
Reuk en Smaak. Men noemt dezelven, zo zyn
Ed. aanmerkte, in ’t Portugeefch Pee do Mor-
K k 3 to i
II. Deel. II.